Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. glans:
  2. glanzen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor glans (Nederlands) in het Zweeds

glans:

glans [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de glans (schijnsel; schijn; gloed; straling)
    skimmer; sken; stråle
    • skimmer [-ett] zelfstandig naamwoord
    • sken [-ett] zelfstandig naamwoord
    • stråle [-en] zelfstandig naamwoord
  2. de glans (praal; pracht; luister; pronk)
    ståt; pompa; prakt
    • ståt [-en] zelfstandig naamwoord
    • pompa [-en] zelfstandig naamwoord
    • prakt [-en] zelfstandig naamwoord
  3. de glans (glanslaag)
    glans; polityr
    • glans [-en] zelfstandig naamwoord
    • polityr [-en] zelfstandig naamwoord
  4. de glans (gloed)
    glöd; glans; ljuskraft
    • glöd [-ett] zelfstandig naamwoord
    • glans [-en] zelfstandig naamwoord
    • ljuskraft zelfstandig naamwoord
  5. de glans (schitteren; luister)
    glitter; glans
    • glitter [-ett] zelfstandig naamwoord
    • glans [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor glans:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
glans glans; glanslaag; gloed; luister; schitteren fonkelen; fonkeling; glanzen; glimmen; glimp; glitter; glorie; licht verspreiden; schijnen; schittering; sprankelen; vleugje
glitter glans; luister; schitteren blinken; flonkering; fonkelen; fonkeling; glitter; schittering; sprankelen
glöd glans; gloed driftigheid; felheid; glanzen; glimmen; gloeiing; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht
ljuskraft glans; gloed
polityr glans; glanslaag
pompa glans; luister; praal; pracht; pronk
prakt glans; luister; praal; pracht; pronk glorie; luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid
sken glans; gloed; schijn; schijnsel; straling façade; licht verspreiden; lichtgevendheid; schijnen; uiterlijke schijn
skimmer glans; gloed; schijn; schijnsel; straling glanzen; glimmen; schermpjes
stråle glans; gloed; schijn; schijnsel; straling
ståt glans; luister; praal; pracht; pronk gepraal; glorie; praalzucht
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
glöd gloed

Verwante woorden van "glans":


Synoniemen voor "glans":


Verwante definities voor "glans":

  1. weerspiegeling van een glad oppervlak1
    • het hout is erg glad: er ligt helemaal een glans over1

Wiktionary: glans


Cross Translation:
FromToVia
glans glans GlanzSchein oder Widerschein, besonders auf glatten Materialien; das leuchten von etwas
glans polish; glans polish — cleanliness; smoothness; shininess
glans glans shine — brightness from reflected light

glanzen:

glanzen werkwoord (glans, glanst, glansde, glansden, geglansd)

  1. glanzen (fonkelen; stralen; schijnen; )
    tindra; spraka; gnistra; spritta
    • tindra werkwoord (tindrar, tindrade, tindrat)
    • spraka werkwoord (sprakar, sprakade, sprakat)
    • gnistra werkwoord (gnistrar, gnistrade, gnistrat)
    • spritta werkwoord (spritter, spratt, spruttit)

Conjugations for glanzen:

o.t.t.
  1. glans
  2. glanst
  3. glanst
  4. glansen
  5. glansen
  6. glansen
o.v.t.
  1. glansde
  2. glansde
  3. glansde
  4. glansden
  5. glansden
  6. glansden
v.t.t.
  1. heb geglansd
  2. hebt geglansd
  3. heeft geglansd
  4. hebben geglansd
  5. hebben geglansd
  6. hebben geglansd
v.v.t.
  1. had geglansd
  2. had geglansd
  3. had geglansd
  4. hadden geglansd
  5. hadden geglansd
  6. hadden geglansd
o.t.t.t.
  1. zal glanzen
  2. zult glanzen
  3. zal glanzen
  4. zullen glanzen
  5. zullen glanzen
  6. zullen glanzen
o.v.t.t.
  1. zou glanzen
  2. zou glanzen
  3. zou glanzen
  4. zouden glanzen
  5. zouden glanzen
  6. zouden glanzen
en verder
  1. is geglansd
  2. zijn geglansd
diversen
  1. glans!
  2. glanst!
  3. geglansd
  4. glanzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

glanzen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het glanzen (glimmen)
    glöd; glans; skimmer
    • glöd [-ett] zelfstandig naamwoord
    • glans [-en] zelfstandig naamwoord
    • skimmer [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor glanzen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
glans glanzen; glimmen fonkelen; fonkeling; glans; glanslaag; glimp; glitter; gloed; glorie; licht verspreiden; luister; schijnen; schitteren; schittering; sprankelen; vleugje
glöd glanzen; glimmen driftigheid; felheid; glans; gloed; gloeiing; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht
skimmer glanzen; glimmen glans; gloed; schermpjes; schijn; schijnsel; straling
tindra getintel; tinteling
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gnistra flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen fonkelen; glimmen; glinsteren; vonken schieten
spraka flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen flonkeren; knappen
spritta flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen
tindra flikkeren; fonkelen; glanzen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
glöd gloed

Verwante woorden van "glanzen":


Wiktionary: glanzen

glanzen
verb
  1. in zekere mate licht weerspiegelen of voortbrengen

Cross Translation:
FromToVia
glanzen blänka; glänsa; reflektera shine — to reflect light

Verwante vertalingen van glans