Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. goal:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor goal (Nederlands) in het Zweeds

goal:

goal [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de goal (doelpunt; treffer)
    mål
    • mål [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. de goal (doel bij voetbalwedstrijd; doelwit)
    mål stolpe

Vertaal Matrix voor goal:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mål doelpunt; goal; treffer bestemming; doel; doel-; doeleinde; doelschijf; doelstelling; doeltrap; doelvoorziening; einddoel; geding; inzet; procedure; proces; rechtsgeding; rechtszaak; reisdoel; streven; toeleg
mål stolpe doel bij voetbalwedstrijd; doelwit; goal

Verwante woorden van "goal":

  • goals, goaltje, goaltjes

Wiktionary: goal


Cross Translation:
FromToVia
goal mål goal — in many sports, an area into which the players attempt to put an object