Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. gril:
  2. grillen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gril (Nederlands) in het Zweeds

gril:

gril [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de gril (nuk; luim; kuur; bui)
    infall; nyck
    • infall [-ett] zelfstandig naamwoord
    • nyck [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor gril:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
infall bui; gril; kuur; luim; nuk aanval; bevlieging; impuls; luim; opwelling; prikkel; vlaag
nyck bui; gril; kuur; luim; nuk impuls; luim; opwelling; prikkel

Verwante woorden van "gril":


Wiktionary: gril


Cross Translation:
FromToVia
gril egendomlighet; besynnerlighet; underlighet; egenhet quirk — idiosyncrasy

gril vorm van grillen:

grillen werkwoord (gril, grilt, grilde, grilden, gegrild)

  1. grillen (barbecuen; roosteren; grilleren)
    grilla
    • grilla werkwoord (grillar, grillade, grillat)

Conjugations for grillen:

o.t.t.
  1. gril
  2. grilt
  3. grilt
  4. grillen
  5. grillen
  6. grillen
o.v.t.
  1. grilde
  2. grilde
  3. grilde
  4. grilden
  5. grilden
  6. grilden
v.t.t.
  1. heb gegrild
  2. hebt gegrild
  3. heeft gegrild
  4. hebben gegrild
  5. hebben gegrild
  6. hebben gegrild
v.v.t.
  1. had gegrild
  2. had gegrild
  3. had gegrild
  4. hadden gegrild
  5. hadden gegrild
  6. hadden gegrild
o.t.t.t.
  1. zal grillen
  2. zult grillen
  3. zal grillen
  4. zullen grillen
  5. zullen grillen
  6. zullen grillen
o.v.t.t.
  1. zou grillen
  2. zou grillen
  3. zou grillen
  4. zouden grillen
  5. zouden grillen
  6. zouden grillen
en verder
  1. is gegrild
  2. zijn gegrild
diversen
  1. gril!
  2. grilt!
  3. gegrild
  4. grillend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor grillen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grilla barbecue; gebraad
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grilla barbecuen; grillen; grilleren; roosteren

Verwante woorden van "grillen":