Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. ham:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ham (Nederlands) in het Zweeds

ham:

ham [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de ham (achterbout van varken)
    skinka
    • skinka [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor ham:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skinka achterbout van varken; ham bil; dikke dijen; hammen

Verwante woorden van "ham":


Verwante definities voor "ham":

  1. stuk vlees van bil of schouder van varken1
    • wil jij ook een plakje ham op brood?1

Wiktionary: ham

ham
noun
  1. het vlees van de achterkant van een varken

Cross Translation:
FromToVia
ham skinka ham — thigh of a hog cured for food
ham skinka SchinkenFleisch der Schenkel von Schlachtvieh meist im engeren Sinne von Schweinen
ham skinka jamboncuisse (partie supérieure de la patte arrière) d'un suidé (porc ou sanglier), qui a été préparée par cuisson, salage, fumage ou boucanage, comme nourriture.