Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. hobbel:
  2. hobbelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hobbel (Nederlands) in het Zweeds

hobbel:

hobbel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de hobbel
    knöl
    • knöl [-en] zelfstandig naamwoord
  2. de hobbel (bobbel; ongelijkheid; oneffenheid)
    hinder; knöl; ojämnhet
    • hinder [-ett] zelfstandig naamwoord
    • knöl [-en] zelfstandig naamwoord
    • ojämnhet [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hobbel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hinder bobbel; hobbel; oneffenheid; ongelijkheid afhouden; belemmering; beletsel; beletten; bemoeilijking; breidel; hinder; hindernis; klip; obstakel; obstructie; overlast; struikelblok; verhinderd zijn; verhindering; weerhouden
knöl bobbel; hobbel; oneffenheid; ongelijkheid boerenlul; gek; hondsvot; hork; knobbel; knoest; kwast; kwetsuur; letsel; lummel; mallerd; malloot; pias; zot; zottin
ojämnhet bobbel; hobbel; oneffenheid; ongelijkheid grofheid; hobbeligheid; hobbeling; oneffenheid; opgezwollenheid; ruw van makelij; ruwheid

Verwante woorden van "hobbel":

  • hobbelen, hobbels, hobbeltje, hobbeltjes

hobbel vorm van hobbelen:

hobbelen werkwoord (hobbel, hobbelt, hobbelde, hobbelden, gehobbeld)

  1. hobbelen (schuddend op en neer gaan; stoten)
    vackla
    • vackla werkwoord (vacklar, vacklade, vacklat)

Conjugations for hobbelen:

o.t.t.
  1. hobbel
  2. hobbelt
  3. hobbelt
  4. hobbelen
  5. hobbelen
  6. hobbelen
o.v.t.
  1. hobbelde
  2. hobbelde
  3. hobbelde
  4. hobbelden
  5. hobbelden
  6. hobbelden
v.t.t.
  1. heb gehobbeld
  2. hebt gehobbeld
  3. heeft gehobbeld
  4. hebben gehobbeld
  5. hebben gehobbeld
  6. hebben gehobbeld
v.v.t.
  1. had gehobbeld
  2. had gehobbeld
  3. had gehobbeld
  4. hadden gehobbeld
  5. hadden gehobbeld
  6. hadden gehobbeld
o.t.t.t.
  1. zal hobbelen
  2. zult hobbelen
  3. zal hobbelen
  4. zullen hobbelen
  5. zullen hobbelen
  6. zullen hobbelen
o.v.t.t.
  1. zou hobbelen
  2. zou hobbelen
  3. zou hobbelen
  4. zouden hobbelen
  5. zouden hobbelen
  6. zouden hobbelen
diversen
  1. hobbel!
  2. hobbelt!
  3. gehobbeld
  4. hobbelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor hobbelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vackla hobbelen; schuddend op en neer gaan; stoten wankelen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vackla haperend

Verwante woorden van "hobbelen":