Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. hockeyen:
  2. hockey:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hockeyen (Nederlands) in het Zweeds

hockeyen:

hockeyen werkwoord

  1. hockeyen
    spela hockey
    • spela hockey werkwoord (spelar hockey, spelade hockey, spelat hockey)

Vertaal Matrix voor hockeyen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
spela hockey hockeyen

Verwante woorden van "hockeyen":


hockey:

hockey [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het hockey
    hockey
    • hockey [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hockey:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hockey hockey

Verwante woorden van "hockey":


Wiktionary: hockey


Cross Translation:
FromToVia
hockey hockey HockeySport: Ballsportart, bei der versucht wird, einen Ball mit gekrümmten Schlägern ins gegnerische Tor zu schießen.