Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Zweeds ->Vertaal homo

Vertaal homo van Nederlands naar Zweeds

Overzicht

Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...

homo:
- homosexuell; homosexuellt
- fikus; bög; homofil; homosexuell
Wiktionary:
- homo → bög, homosexuell, homo

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor homo (Nederlands) in het Zweeds

homo:

homo bijvoeglijk naamwoord

homo (homofiel; homoseksueel)
homosexuell; homosexuellt
- homosexuell bijvoeglijk naamwoord
- homosexuellt bijvoeglijk naamwoord

homo [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

de homo (mietje; flikker; poot; nicht)
fikus; bög; homofil; homosexuell
- fikus [-en] zelfstandig naamwoord
- bög [-en] zelfstandig naamwoord !
- homofil [-en] zelfstandig naamwoord
- homosexuell zelfstandig naamwoord
de homo (homoseksueel; homofiel)
bög; homosexuell
- bög [-en] zelfstandig naamwoord !
- homosexuell zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor homo:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bög	flikker; homo; homofiel; homoseksueel; mietje; nicht; poot	homoseksueel
fikus	flikker; homo; mietje; nicht; poot
homofil	flikker; homo; mietje; nicht; poot
homosexuell	flikker; homo; homofiel; homoseksueel; mietje; nicht; poot	homoseksueel
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
homosexuell	homo; homofiel; homoseksueel	homosexueel
homosexuellt	homo; homofiel; homoseksueel

Wiktionary: homo

Cross Translation:

From	To	Via
• homo	→ bög; homosexuell	↔ gay — homosexual person, especially male
• homo	→ homosexuell; homo	↔ homosexual — person who is attracted solely or primarily to others of the same sex
• homo	→ bög	↔ schwul — kSt.\|: als Mann homosexuelle Neigungen besitzend