Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. hotel:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hotel (Nederlands) in het Zweeds

hotel:

hotel [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het hotel (herberg)
    hotell
    • hotell [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hotel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hotell herberg; hotel

Verwante woorden van "hotel":

  • hotels

Verwante definities voor "hotel":

  1. gebouw waar je kunt eten en overnachten1
    • we logeerden in een hotel1

Wiktionary: hotel


Cross Translation:
FromToVia
hotel hotell HotelBeherbergungsbetrieb, der neben Raum zur Unterbringung, Verpflegung und Aufenthalt von Gast auch über eine Rezeption verfügt
hotel hotell hôtel — Établissement d’hébergement

Verwante vertalingen van hotel