Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. hypnotiseren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hypnotiseren (Nederlands) in het Zweeds

hypnotiseren:

hypnotiseren werkwoord (hypnotiseer, hypnotiseert, hypnotiseerde, hypnotiseerden, gehypnotiseerd)

  1. hypnotiseren (willoos maken)
    hypnotisera
    • hypnotisera werkwoord (hypnotiserar, hypnotiserade, hypnotiserat)

Conjugations for hypnotiseren:

o.t.t.
  1. hypnotiseer
  2. hypnotiseert
  3. hypnotiseert
  4. hypnotiseren
  5. hypnotiseren
  6. hypnotiseren
o.v.t.
  1. hypnotiseerde
  2. hypnotiseerde
  3. hypnotiseerde
  4. hypnotiseerden
  5. hypnotiseerden
  6. hypnotiseerden
v.t.t.
  1. heb gehypnotiseerd
  2. hebt gehypnotiseerd
  3. heeft gehypnotiseerd
  4. hebben gehypnotiseerd
  5. hebben gehypnotiseerd
  6. hebben gehypnotiseerd
v.v.t.
  1. had gehypnotiseerd
  2. had gehypnotiseerd
  3. had gehypnotiseerd
  4. hadden gehypnotiseerd
  5. hadden gehypnotiseerd
  6. hadden gehypnotiseerd
o.t.t.t.
  1. zal hypnotiseren
  2. zult hypnotiseren
  3. zal hypnotiseren
  4. zullen hypnotiseren
  5. zullen hypnotiseren
  6. zullen hypnotiseren
o.v.t.t.
  1. zou hypnotiseren
  2. zou hypnotiseren
  3. zou hypnotiseren
  4. zouden hypnotiseren
  5. zouden hypnotiseren
  6. zouden hypnotiseren
en verder
  1. ben gehypnotiseerd
  2. bent gehypnotiseerd
  3. is gehypnotiseerd
  4. zijn gehypnotiseerd
  5. zijn gehypnotiseerd
  6. zijn gehypnotiseerd
diversen
  1. hypnotiseer!
  2. hypnotiseert!
  3. gehypnotiseerd
  4. hypnotiserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor hypnotiseren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hypnotisera hypnotiseren; willoos maken

Wiktionary: hypnotiseren


Cross Translation:
FromToVia
hypnotiseren hypnotisera hypnotiser — propre|fr provoquer chez un être vivant le sommeil dit « hypnotique » par certains moyens artificiels.