Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. inlossen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor inlossen (Nederlands) in het Zweeds

inlossen:

inlossen werkwoord (los in, lost in, loste in, losten in, ingelost)

  1. inlossen (aflossen)
    friköpa; återköpa; återlösa
    • friköpa werkwoord (friköper, friköpte, friköpt)
    • återköpa werkwoord (återköper, återköpte, återköpt)
    • återlösa werkwoord (återlöser, återlöste, återlöst)

Conjugations for inlossen:

o.t.t.
  1. los in
  2. lost in
  3. lost in
  4. lossen in
  5. lossen in
  6. lossen in
o.v.t.
  1. loste in
  2. loste in
  3. loste in
  4. losten in
  5. losten in
  6. losten in
v.t.t.
  1. heb ingelost
  2. hebt ingelost
  3. heeft ingelost
  4. hebben ingelost
  5. hebben ingelost
  6. hebben ingelost
v.v.t.
  1. had ingelost
  2. had ingelost
  3. had ingelost
  4. hadden ingelost
  5. hadden ingelost
  6. hadden ingelost
o.t.t.t.
  1. zal inlossen
  2. zult inlossen
  3. zal inlossen
  4. zullen inlossen
  5. zullen inlossen
  6. zullen inlossen
o.v.t.t.
  1. zou inlossen
  2. zou inlossen
  3. zou inlossen
  4. zouden inlossen
  5. zouden inlossen
  6. zouden inlossen
en verder
  1. is ingelost
diversen
  1. los in!
  2. lost in!
  3. ingelost
  4. inlossend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor inlossen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
friköpa aflossen; inlossen
återköpa aflossen; inlossen terugkopen
återlösa aflossen; inlossen