Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. jokken:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor jokken (Nederlands) in het Zweeds

jokken:

jokken werkwoord (jok, jokt, jokte, jokten, gejokt)

  1. jokken (liegen)
    ljuga; fubba
    • ljuga werkwoord (ljuger, ljög, ljugit)
    • fubba werkwoord (fubbar, fubbade, fubbat)

Conjugations for jokken:

o.t.t.
  1. jok
  2. jokt
  3. jokt
  4. jokken
  5. jokken
  6. jokken
o.v.t.
  1. jokte
  2. jokte
  3. jokte
  4. jokten
  5. jokten
  6. jokten
v.t.t.
  1. heb gejokt
  2. hebt gejokt
  3. heeft gejokt
  4. hebben gejokt
  5. hebben gejokt
  6. hebben gejokt
v.v.t.
  1. had gejokt
  2. had gejokt
  3. had gejokt
  4. hadden gejokt
  5. hadden gejokt
  6. hadden gejokt
o.t.t.t.
  1. zal jokken
  2. zult jokken
  3. zal jokken
  4. zullen jokken
  5. zullen jokken
  6. zullen jokken
o.v.t.t.
  1. zou jokken
  2. zou jokken
  3. zou jokken
  4. zouden jokken
  5. zouden jokken
  6. zouden jokken
en verder
  1. is gejokt
diversen
  1. jok!
  2. jokt!
  3. gejokt
  4. jokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor jokken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fubba jokken; liegen
ljuga jokken; liegen voorjokken; voorliegen