Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. juist zijn:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor juist zijn (Nederlands) in het Zweeds

juist zijn:

juist zijn werkwoord (ben juist, bent juist, is juist, was juist, waren juist, juist geweest)

  1. juist zijn (kloppen; overeenstemmen)
    vara säker
    • vara säker werkwoord (är säker, var säker, varit säker)

Conjugations for juist zijn:

o.t.t.
  1. ben juist
  2. bent juist
  3. is juist
  4. zijn juist
  5. zijn juist
  6. zijn juist
o.v.t.
  1. was juist
  2. was juist
  3. was juist
  4. waren juist
  5. waren juist
  6. waren juist
v.t.t.
  1. ben juist geweest
  2. bent juist geweest
  3. is juist geweest
  4. zijn juist geweest
  5. zijn juist geweest
  6. zijn juist geweest
v.v.t.
  1. was juist geweest
  2. was juist geweest
  3. was juist geweest
  4. waren juist geweest
  5. waren juist geweest
  6. waren juist geweest
o.t.t.t.
  1. zal juist zijn
  2. zult juist zijn
  3. zal juist zijn
  4. zullen juist zijn
  5. zullen juist zijn
  6. zullen juist zijn
o.v.t.t.
  1. zou juist zijn
  2. zou juist zijn
  3. zou juist zijn
  4. zouden juist zijn
  5. zouden juist zijn
  6. zouden juist zijn
diversen
  1. ben juist!
  2. ben juist!
  3. juist geweest
  4. juist zijnd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor juist zijn:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vara säker juist zijn; kloppen; overeenstemmen
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vara säker waarachtig

Verwante vertalingen van juist zijn