Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. kroes:
  2. kroezen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kroes (Nederlands) in het Zweeds

kroes:

kroes bijvoeglijk naamwoord

  1. kroes (met kroeshaar; kroezig)
    lockigt; lockig; krulligt; krusig; krusigt

kroes [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de kroes
    mugg; bägare
    • mugg [-en] zelfstandig naamwoord
    • bägare [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor kroes:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bägare kroes beker; drinkbeker; kelk; kelkje; mok; pul; trofee
mugg kroes kopje
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
krulligt kroes; kroezig; met kroeshaar gekruld; krullend; krullig
krusig kroes; kroezig; met kroeshaar gekruld; krullig
krusigt kroes; kroezig; met kroeshaar gekruld; krullend; krullig
lockig kroes; kroezig; met kroeshaar
lockigt kroes; kroezig; met kroeshaar gekruld; krullend; krullig

Verwante woorden van "kroes":


kroezen:

kroezen werkwoord (kroes, kroest, kroesde, kroesden, gekroesd)

  1. kroezen
    krusa
    • krusa werkwoord (krusar, krusade, krusat)

Conjugations for kroezen:

o.t.t.
  1. kroes
  2. kroest
  3. kroest
  4. kroezen
  5. kroezen
  6. kroezen
o.v.t.
  1. kroesde
  2. kroesde
  3. kroesde
  4. kroesden
  5. kroesden
  6. kroesden
v.t.t.
  1. heb gekroesd
  2. hebt gekroesd
  3. heeft gekroesd
  4. hebben gekroesd
  5. hebben gekroesd
  6. hebben gekroesd
v.v.t.
  1. had gekroesd
  2. had gekroesd
  3. had gekroesd
  4. hadden gekroesd
  5. hadden gekroesd
  6. hadden gekroesd
o.t.t.t.
  1. zal kroezen
  2. zult kroezen
  3. zal kroezen
  4. zullen kroezen
  5. zullen kroezen
  6. zullen kroezen
o.v.t.t.
  1. zou kroezen
  2. zou kroezen
  3. zou kroezen
  4. zouden kroezen
  5. zouden kroezen
  6. zouden kroezen
diversen
  1. kroes!
  2. kroest!
  3. gekroesd
  4. kroezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kroezen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
krusa kroezen

Verwante woorden van "kroezen":