Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. lijm:
  2. lijmen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor lijm (Nederlands) in het Zweeds

lijm:

lijm [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de lijm (kleefstof; kit; plak; plaksel)
    lim
    • lim [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor lijm:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lim kit; kleefstof; lijm; plak; plaksel kleefmiddel

Verwante woorden van "lijm":


Wiktionary: lijm


Cross Translation:
FromToVia
lijm klister; lim glue — sticky adhesive substance
lijm lim colle — Traductions à trier suivant le sens

lijmen:

lijmen werkwoord (lijm, lijmt, lijmde, lijmden, gelijmd)

  1. lijmen (vastlijmen; vastplakken; vastkleven)
    limma; limma samman; klibba samman
    • limma werkwoord (limmar, limmade, limmat)
    • limma samman werkwoord (limmar samman, limmade samman, limmat samman)
    • klibba samman werkwoord (klibbar samman, klibbade samman, klibbat samman)
  2. lijmen (vastlijmen; vasthechten; hechten; vastplakken; opplakken)
    limma; klistra; hoplimma
    • limma werkwoord (limmar, limmade, limmat)
    • klistra werkwoord (klistrar, klistrade, klistrat)
    • hoplimma werkwoord (hoplimar, hoplimade, hoplimmat)
  3. lijmen (aanlijmen; vastlijmen)
    ansluta sig; fastna; klistra; limma; klibba; sitta fast
    • ansluta sig werkwoord (anslutar sig, anslutade sig, anslutat sig)
    • fastna werkwoord (fastnar, fastnade, fastnat)
    • klistra werkwoord (klistrar, klistrade, klistrat)
    • limma werkwoord (limmar, limmade, limmat)
    • klibba werkwoord (klibbar, klibbade, klibbat)
    • sitta fast werkwoord (sitter fast, satt fast, suttit fast)
  4. lijmen

Conjugations for lijmen:

o.t.t.
  1. lijm
  2. lijmt
  3. lijmt
  4. lijmen
  5. lijmen
  6. lijmen
o.v.t.
  1. lijmde
  2. lijmde
  3. lijmde
  4. lijmden
  5. lijmden
  6. lijmden
v.t.t.
  1. heb gelijmd
  2. hebt gelijmd
  3. heeft gelijmd
  4. hebben gelijmd
  5. hebben gelijmd
  6. hebben gelijmd
v.v.t.
  1. had gelijmd
  2. had gelijmd
  3. had gelijmd
  4. hadden gelijmd
  5. hadden gelijmd
  6. hadden gelijmd
o.t.t.t.
  1. zal lijmen
  2. zult lijmen
  3. zal lijmen
  4. zullen lijmen
  5. zullen lijmen
  6. zullen lijmen
o.v.t.t.
  1. zou lijmen
  2. zou lijmen
  3. zou lijmen
  4. zouden lijmen
  5. zouden lijmen
  6. zouden lijmen
en verder
  1. ben gelijmd
  2. bent gelijmd
  3. is gelijmd
  4. zijn gelijmd
  5. zijn gelijmd
  6. zijn gelijmd
diversen
  1. lijm!
  2. lijmt!
  3. gelijmd
  4. lijmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

lijmen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het lijmen (kleven; plakken; vastkleven; vastlijmen)
    klistrande

Vertaal Matrix voor lijmen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
klistrande aanlijmen; kleven; lijmen; plakken; vastkleven; vastlijmen
sammanlänkande aaneenkoppeling; koppeling; verbinding
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ansluta sig aanlijmen; lijmen; vastlijmen
fastna aanlijmen; lijmen; vastlijmen klem komen; klemzitten; op hetzelfde niveau blijven; stagneren; vastlopen; vastzitten
hoplimma hechten; lijmen; opplakken; vasthechten; vastlijmen; vastplakken
klibba aanlijmen; lijmen; vastlijmen iets vastkleven; kleven; plakken; vastlijmen
klibba samman lijmen; vastkleven; vastlijmen; vastplakken
klistra aanlijmen; hechten; lijmen; opplakken; vasthechten; vastlijmen; vastplakken aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; iets vastkleven; kitten; kleven; klitten; plakken; vastlijmen; vastplakken
limma aanlijmen; hechten; lijmen; opplakken; vasthechten; vastkleven; vastlijmen; vastplakken aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; kitten; kleven; klitten; plakken; vastplakken
limma samman lijmen; vastkleven; vastlijmen; vastplakken
sammanlänkande lijmen
sitta fast aanlijmen; lijmen; vastlijmen klem komen; klemzitten; vastlopen; vastzitten

Verwante woorden van "lijmen":


Wiktionary: lijmen


Cross Translation:
FromToVia
lijmen limma; klistra glue — join with glue
lijmen limma leimen — (transitiv) mit Leim bestreichen und zusammenfügen, so dass eine feste Verbindung entsteht
lijmen limma collerjoindre et faire tenir deux choses ensemble avec de la colle.