Nederlands

Uitgebreide vertaling voor netheid (Nederlands) in het Zweeds

netheid:

netheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de netheid (properheid)
    städat; renhet
    • städat zelfstandig naamwoord
    • renhet [-en] zelfstandig naamwoord
  2. de netheid (ordelijkheid; keurigheid; onberispelijkheid)
    ordning; ordentlighet
  3. de netheid (keurigheid; gepastheid; fatsoen; )
    aktningsvärdig
  4. de netheid (onberispelijkheid; ordelijkheid; opgeruimdheid; )
    fulländning; fullkomlighet; ofelbarhet

Vertaal Matrix voor netheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aktningsvärdig eerbaarheid; fatsoen; fatsoenlijkheid; gepastheid; keurigheid; kiesheid; netheid achtbaarheid; achtenswaardigheid
fullkomlighet keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; smetteloosheid perfectie; volkomenheid; volmaaktheid
fulländning keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; smetteloosheid perfectie; vervulling; volkomenheid; volmaaktheid
ofelbarhet keurigheid; netheid; onberispelijkheid; opgeruimdheid; ordelijkheid; properheid; smetteloosheid onfeilbaarheid
ordentlighet keurigheid; netheid; onberispelijkheid; ordelijkheid
ordning keurigheid; netheid; onberispelijkheid; ordelijkheid aaneenschakeling; bestel; discipline; dwang; gehoorzaamheid; onderwerping; opeenvolging; orde; samenstel; tucht
renhet netheid; properheid puurheid; taalzuiverheid
städat netheid; properheid
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
städat gekuist; gerangschikt; gereinigd; keurig; netjes; opgeruimd; ordelijk; proper; schoon; sec; zorgvuldig; zuiver

Verwante woorden van "netheid":


netheid vorm van net:

net [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de net (netwerk)
    nätverke
  2. de net (televisiekanaal)
    tevekanal

net bijvoeglijk naamwoord

  1. net (daarnet; pas; juist; zojuist; zonet)
    just; bara för en minut sedan
  2. net (nog maar pas)
    nyligen; bara
    • nyligen bijvoeglijk naamwoord
    • bara bijvoeglijk naamwoord
  3. net (krek; precies; juist)
    exakt; precist; exak
    • exakt bijvoeglijk naamwoord
    • precist bijvoeglijk naamwoord
    • exak bijvoeglijk naamwoord
  4. net (accuraat; zorgvuldig; precies; secuur; stipt)
    ackurat; noggrann; noggrannt; precist
  5. net (rein; schoon; kuis)
    ren; rent
    • ren bijvoeglijk naamwoord
    • rent bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor net:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
noggrann accuratesse; nauwgezetheid; nauwkeurigheid; precisie
nätverke net; netwerk
ren rendier
tevekanal net; televisiekanaal
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- exact; laatst; nauw; precies
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- nauwelijks; onlangs; zojuist
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
- pas
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ackurat accuraat; net; precies; secuur; stipt; zorgvuldig
bara net; nog maar pas eenvoudigweg; gewoonweg; klinkklaar; kortweg; rechttoe; simpelweg; zopas
bara för en minut sedan daarnet; juist; net; pas; zojuist; zonet
exak juist; krek; net; precies
exakt juist; krek; net; precies accuraat; afgepast; exact; gedetailleerd; haarfijn; juist; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; onvermurwbaar; precies; ragfijn; secuur; streng; strikt; stringent; zorgvuldig
just daarnet; juist; net; pas; zojuist; zonet
noggrann accuraat; net; precies; secuur; stipt; zorgvuldig absoluut; angstvallig; grondig; helemaal; in het geheel; nauwlettend; totaal; volkomen; zorgvuldig
noggrannt accuraat; net; precies; secuur; stipt; zorgvuldig accuraat; angstvallig; gedetailleerd; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; precies; secuur; trefzeker; zorgvuldig
nyligen net; nog maar pas kortelings; kortgeleden; laatst; laatstelijk; onlangs; pas; recent; recentelijk
precist accuraat; juist; krek; net; precies; secuur; stipt; zorgvuldig accuraat; exact; gedetailleerd; haarfijn; juist; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; precies; secuur; stipt; welbeschouwd; welgeteld; zorgvuldig
ren kuis; net; rein; schoon deugdzaam; eerzaam; gaaf; gekuist; gereinigd; kuis; louter; maagdelijk; netjes; onaangeraakt; onbevlekt; ongerept; onschuldig; onvermengd; onversneden; opgeruimd; ordelijk; proper; pure; puur; rein; schoon; virginaal; zedig; zedig gemaakt; zuiver; zuivere
rent kuis; net; rein; schoon deugdzaam; eerzaam; gaaf; gekuist; gereinigd; gewoonweg; klinkklaar; kuis; louter; maagdelijk; netjes; onaangeraakt; onbevlekt; onbezoedeld; ongerept; onschuldig; onvermengd; proper; pure; puur; regelrecht; rein; ronduit; schoon; virginaal; vlekkeloos; zedig; zedig gemaakt; zuiver; zuivere

Verwante woorden van "net":


Synoniemen voor "net":


Antoniemen van "net":


Verwante definities voor "net":

  1. nog maar korte tijd (geleden)1
    • hij is net in dienst bij die baas1
  2. zonder afwijkingen naar boven of beneden1
    • ik eet net zoveel als jij1
  3. aantal wegen of kanalen die elkaar kruisen1
    • er loopt een net van wegen door de polder1
  4. schoon en verzorgd1
    • Joop is een nette jongen1
  5. televisiezender1
    • op het eerste net is een mooie film1
  6. van garen geknoopt voorwerp met gaten1
    • hij gebruikt een net om te vissen1

Wiktionary: net


Cross Translation:
FromToVia
net elnät; nät grid — electricity delivery system
net bara just — only, simply, merely
net nyss; precis; just just — recently
net precis just — nearly
net prydlig neat — tidy, free from dirt
net nät net — mesh of string, cord or rope
net nät net — device for catching fish, butterflies etc.
net nät net — device for trapping something
net nät net — interconnecting system
net passande proper — following the established standards of behavior or manners
net skön; vacker beau — D’aspect agréable à l’œil ou à l’oreille.
net hederlig; rättskaffens; hygglig; artig; hövlig; ärbar; anständig; tillbörlig; skälig; lagom honnête — Qui est conforme à la vertu, à la probité, à l’honneur.
net nät; nätverk réseauensemble d’objets ou de personnes connectés ou maintenus en liaison.