Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. oefenen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor oefenen (Nederlands) in het Zweeds

oefenen:

oefenen werkwoord (oefen, oefent, oefende, oefenden, geoefend)

  1. oefenen (repeteren)
    öva
    • öva werkwoord (övar, övade, övat)
  2. oefenen (repeteren; herhalen)
    öva; repetera
    • öva werkwoord (övar, övade, övat)
    • repetera werkwoord (repeterar, repeterade, repeterat)
  3. oefenen (trainen; harden; coachen; bekwamen)
    träna; öva
    • träna werkwoord (tränar, tränade, tränat)
    • öva werkwoord (övar, övade, övat)

Conjugations for oefenen:

o.t.t.
  1. oefen
  2. oefent
  3. oefent
  4. oefenen
  5. oefenen
  6. oefenen
o.v.t.
  1. oefende
  2. oefende
  3. oefende
  4. oefenden
  5. oefenden
  6. oefenden
v.t.t.
  1. heb geoefend
  2. hebt geoefend
  3. heeft geoefend
  4. hebben geoefend
  5. hebben geoefend
  6. hebben geoefend
v.v.t.
  1. had geoefend
  2. had geoefend
  3. had geoefend
  4. hadden geoefend
  5. hadden geoefend
  6. hadden geoefend
o.t.t.t.
  1. zal oefenen
  2. zult oefenen
  3. zal oefenen
  4. zullen oefenen
  5. zullen oefenen
  6. zullen oefenen
o.v.t.t.
  1. zou oefenen
  2. zou oefenen
  3. zou oefenen
  4. zouden oefenen
  5. zouden oefenen
  6. zouden oefenen
en verder
  1. ben geoefend
  2. bent geoefend
  3. is geoefend
  4. zijn geoefend
  5. zijn geoefend
  6. zijn geoefend
diversen
  1. oefen!
  2. oefent!
  3. geoefend
  4. oefenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor oefenen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
repetera herhalen; oefenen; repeteren bewonderen
träna bekwamen; coachen; harden; oefenen; ontwikkelen; trainen africhten; bijbrengen; dier africhten; doceren; dresseren; onderrichten; onderwijzen; opleiden; scholen; trainen
öva bekwamen; coachen; harden; herhalen; oefenen; ontwikkelen; repeteren; trainen exerceren; instuderen; leren; opleiden; scholen

Verwante definities voor "oefenen":

  1. het verschillende keren doen om het te leren1
    • ze oefenen een toneelstuk1

Wiktionary: oefenen


Cross Translation:
FromToVia
oefenen öva; träna practice — to repeat an activity as a way of improving one's skill
oefenen träna; öva train — to practice an ability
oefenen träna train — to teach a task