Nederlands

Uitgebreide vertaling voor onderscheiden (Nederlands) in het Zweeds

onderscheiden:

onderscheiden werkwoord (onderscheid, onderscheidt, onderscheidde, onderscheidden, onderscheiden)

  1. onderscheiden (onderscheid maken)
    urskilja; hålla isär
    • urskilja werkwoord (urskiljer, urskiljde, urskiljt)
    • hålla isär werkwoord (håller isär, höll isär, hållit isär)
  2. onderscheiden (aanschouwen; zien; opmerken; )
    se; uppmärksamma; skåda; bli medveten om; notera
    • se werkwoord (ser, såg, sett)
    • uppmärksamma werkwoord (uppmärksammar, uppmärksammade, uppmärksammat)
    • skåda werkwoord
    • bli medveten om werkwoord (blir medveten om, blev medveten om, blivit medveten om)
    • notera werkwoord (noterar, noterade, noterat)
  3. onderscheiden (gewaarworden; ontwaren; te zien krijgen)
    hitta; bli medveten om
    • hitta werkwoord (hittar, hittade, hittat)
    • bli medveten om werkwoord (blir medveten om, blev medveten om, blivit medveten om)
  4. onderscheiden (van elkaar onderscheiden)
    skilja på varandra
    • skilja på varandra werkwoord (skiljer på varandra, skiljde på varandra, skiljt på varandra)
  5. onderscheiden (een ereteken geven)
    dekorera; pynta; pryda
    • dekorera werkwoord (dekorerar, dekorerade, dekorerat)
    • pynta werkwoord (pyntar, pyntade, pyntat)
    • pryda werkwoord (pryder, prydde, prydt)
  6. onderscheiden (uit elkaar houden; uiteenhouden)
    hålla isär
    • hålla isär werkwoord (håller isär, höll isär, hållit isär)
  7. onderscheiden (een onderscheidingsteken geven; decoreren; ridderen)
    dekorera
    • dekorera werkwoord (dekorerar, dekorerade, dekorerat)
  8. onderscheiden (uitblinken; overtreffen; excelleren; )
    blinka; överglänsa; lysa starkare än
    • blinka werkwoord (blinker, blinkte, blinkt)
    • överglänsa werkwoord (överglänsar, överglänsade, överglänsat)
    • lysa starkare än werkwoord (lyser starkare än, lyste starkare än, lyst starkare än)

Conjugations for onderscheiden:

o.t.t.
  1. onderscheid
  2. onderscheidt
  3. onderscheidt
  4. onderscheiden
  5. onderscheiden
  6. onderscheiden
o.v.t.
  1. onderscheidde
  2. onderscheidde
  3. onderscheidde
  4. onderscheidden
  5. onderscheidden
  6. onderscheidden
v.t.t.
  1. heb onderscheiden
  2. hebt onderscheiden
  3. heeft onderscheiden
  4. hebben onderscheiden
  5. hebben onderscheiden
  6. hebben onderscheiden
v.v.t.
  1. had onderscheiden
  2. had onderscheiden
  3. had onderscheiden
  4. hadden onderscheiden
  5. hadden onderscheiden
  6. hadden onderscheiden
o.t.t.t.
  1. zal onderscheiden
  2. zult onderscheiden
  3. zal onderscheiden
  4. zullen onderscheiden
  5. zullen onderscheiden
  6. zullen onderscheiden
o.v.t.t.
  1. zou onderscheiden
  2. zou onderscheiden
  3. zou onderscheiden
  4. zouden onderscheiden
  5. zouden onderscheiden
  6. zouden onderscheiden
en verder
  1. ben onderscheiden
  2. bent onderscheiden
  3. is onderscheiden
  4. zijn onderscheiden
  5. zijn onderscheiden
  6. zijn onderscheiden
diversen
  1. onderscheid!
  2. onderscheidt!
  3. onderscheiden
  4. onderscheidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

onderscheiden bijvoeglijk naamwoord

  1. onderscheiden (divers; uiteenlopend; verschillend; ongelijksoortig)
    diverse

Vertaal Matrix voor onderscheiden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blinka getintel; knipoogje; tinteling
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bli medveten om aanschouwen; bekijken; gewaarworden; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; te zien krijgen; turen; zien
blinka excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken flonkeren; knipogen; knipperen; met oogleden op en neer gaan
dekorera decoreren; een ereteken geven; een onderscheidingsteken geven; onderscheiden; ridderen aankleden; afwerken; decoreren; garneren; omboorden; opmaken; opsmukken; schotels garneren; sieren; tot eer strekken; versieren; versieringen aanbrengen
hitta gewaarworden; onderscheiden; ontwaren; te zien krijgen aantreffen; tegenkomen; vinden
hålla isär onderscheid maken; onderscheiden; uit elkaar houden; uiteenhouden distantiëren
lysa starkare än excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken
notera aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien bemerken; boeken; boekstaven; letten op; noteren; notitie nemen van; opmerken; opschrijven; optekenen; registreren; te boek stellen; vastleggen
pryda een ereteken geven; onderscheiden aankleden; afwerken; decoreren; garneren; opluisteren; opmaken; opsmukken; schotels garneren; sieren; tot eer strekken; versieren; versieringen aanbrengen
pynta een ereteken geven; onderscheiden omboorden
se aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien bekijken; gadeslaan; kijken; observeren; waarnemen; zien
skilja på varandra onderscheiden; van elkaar onderscheiden
skåda aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien
uppmärksamma aanschouwen; bekijken; kijken; onderscheiden; ontwaren; opmerken; staren; turen; zien bemerken; gewaarworden; merken; notitie nemen van; opmerken; signaleren; waarnemen
urskilja onderscheid maken; onderscheiden afscheiden; afsplitsen; afzonderen; scheiden; separeren; splitsen
överglänsa excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken boven staan
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
diverse divers; onderscheiden; ongelijksoortig; uiteenlopend; verschillend

Verwante woorden van "onderscheiden":


Verwante definities voor "onderscheiden":

  1. beter zijn dan anderen1
    • deze man heeft zich in de oorlog bijzonder onderscheiden1
  2. herkennen als verschillend1
    • men onderscheidt naaldbomen en loofbomen1
  3. met moeite kunnen zien1
    • in de mist kon ik het gebouw nauwelijks onderscheiden1

Wiktionary: onderscheiden


Cross Translation:
FromToVia
onderscheiden skilja; skilja åt difference — to distinguish or differentiate
onderscheiden särskilja; skiljs åt differentiate — to show or be the distinction
onderscheiden skilja på; differentiera differenzieren — unterscheiden
onderscheiden dekorera décorerorner, parer, parler d’ornements d’architecture, de peinture, de sculpture.

onderscheid:

onderscheid [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het onderscheid (verschil; verschillendheid)
    skillnad

Vertaal Matrix voor onderscheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skillnad onderscheid; verschil; verschillendheid deftigheid; distinctie; gedistingeerdheid; schelen; verschillen; voornaamheid; welgemanierdheid

Verwante woorden van "onderscheid":


Wiktionary: onderscheid


Cross Translation:
FromToVia
onderscheid avvikelse; differens; skillnad; olikhet difference — characteristic of something that makes it different from something else
onderscheid olikhet; skillnad différence — Objet de comparaison, de distinction d’une chose par rapport à une autre.

Verwante vertalingen van onderscheiden