Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. overschot:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overschot (Nederlands) in het Zweeds

overschot:

overschot [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het overschot (surplus; teveel; agio; rest; exces)
    överskott
  2. het overschot (het overgeblevene; overblijfsel; rest; restant; laatste rest)
    rester; återstoder; kvarstoder

Vertaal Matrix voor overschot:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kvarstoder het overgeblevene; laatste rest; overblijfsel; overschot; rest; restant
rester het overgeblevene; laatste rest; overblijfsel; overschot; rest; restant bouwvallen; etensresten; klieken; kliekjes; ruïnes
återstoder het overgeblevene; laatste rest; overblijfsel; overschot; rest; restant
överskott agio; exces; overschot; rest; surplus; teveel baat; batige saldo's; gewin; overdaad; overmaat; overschotten; profijt; resten; surplus; teveel; winst
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
överskott netto

Verwante woorden van "overschot":


Wiktionary: overschot


Cross Translation:
FromToVia
overschot överskott surplus — excess, overplus
overschot saldo reliquat — (term, Jurisprudence de Comptabilité et de Commerce) Ce qui rester dû après la clôture et l’arrêté d’un compte.
overschot saldo solde — (1)