Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overtrek (Nederlands) in het Zweeds

overtrek:

overtrek [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de overtrek
    betäckning; täcke; bokomslag

Vertaal Matrix voor overtrek:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
betäckning overtrek afdekkap; dak; dekplaat; kap; koepel; overdekking; overkapping
bokomslag overtrek boekomslag; kaft; omslag
täcke overtrek beddekleedje; dekbed

Verwante woorden van "overtrek":


overtrek vorm van overtrekken:

overtrekken werkwoord (overtrek, overtrekt, overtrok, overtrokken, overtrokken)

  1. overtrekken (bedekken; bekleden)
    dölja; täcka över
    • dölja werkwoord (döljer, dolde, dolt)
    • täcka över werkwoord (täcker över, täckte över, täckt över)
  2. overtrekken (met pen overtekenen)
    spåra; följa efter
    • spåra werkwoord (spårar, spårade, spårat)
    • följa efter werkwoord (följer efter, följde efter, följt efter)
  3. overtrekken (van bekleding voorzien; bekleden; stofferen)
    klä; täcka; isolera; hölja; bekläda
    • klä werkwoord (klär, klädde, klätt)
    • täcka werkwoord (täcker, täckte, täckt)
    • isolera werkwoord (isolerar, isolerade, isolerat)
    • hölja werkwoord (höljar, höljade, höljat)
    • bekläda werkwoord (beklär, beklädde, beklätt)

Conjugations for overtrekken:

o.t.t.
  1. overtrek
  2. overtrekt
  3. overtrekt
  4. overtrekken
  5. overtrekken
  6. overtrekken
o.v.t.
  1. overtrok
  2. overtrok
  3. overtrok
  4. overtrokken
  5. overtrokken
  6. overtrokken
v.t.t.
  1. heb overtrokken
  2. hebt overtrokken
  3. heeft overtrokken
  4. hebben overtrokken
  5. hebben overtrokken
  6. hebben overtrokken
v.v.t.
  1. had overtrokken
  2. had overtrokken
  3. had overtrokken
  4. hadden overtrokken
  5. hadden overtrokken
  6. hadden overtrokken
o.t.t.t.
  1. zal overtrekken
  2. zult overtrekken
  3. zal overtrekken
  4. zullen overtrekken
  5. zullen overtrekken
  6. zullen overtrekken
o.v.t.t.
  1. zou overtrekken
  2. zou overtrekken
  3. zou overtrekken
  4. zouden overtrekken
  5. zouden overtrekken
  6. zouden overtrekken
diversen
  1. overtrek!
  2. overtrekt!
  3. overtrokken
  4. overtrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

overtrekken [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het overtrekken
    spåring

Vertaal Matrix voor overtrekken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
spåring overtrekken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bekläda bekleden; overtrekken; stofferen; van bekleding voorzien beleggen; bestraten; investeren; plaveien
dölja bedekken; bekleden; overtrekken achterhouden; bedekken; bemantelen; camoufleren; hullen; in omgeving op laten gaan; inhullen; maskeren; omhullen; ontveinzen; ophopen; opkroppen; opstapelen; samenvouwen; verbergen; verbloemen; verduisteren; verheimelijken; verhelen; verhullen; versluieren; verstoppen; verzwijgen; wegstoppen
följa efter met pen overtekenen; overtrekken later komen; nakomen; schaduwen
hölja bekleden; overtrekken; stofferen; van bekleding voorzien
isolera bekleden; overtrekken; stofferen; van bekleding voorzien afdichten; afscheiden; afsplitsen; afzijdig stellen; afzonderen; dichten; isoleren; koudebestendig maken
klä bekleden; overtrekken; stofferen; van bekleding voorzien aangenaam aandoen; bevallen; opdirken; opdoffen; optutten; plezieren; uitdossen
spåra met pen overtekenen; overtrekken bijhouden; calqueren; checken; nagaan; natrekken; traceren; verifiëren
täcka bekleden; overtrekken; stofferen; van bekleding voorzien afdekken; afschermen; afschutten; beschermen; beschutten; bestraten; dekken; indekken; kaften; overdekken; overkappen; overwelven; plaveien
täcka över bedekken; bekleden; overtrekken overdekken
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
klä bedekken; met iets bestrijken
täcka bedekken; met iets bestrijken
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
täcka overdekt

Verwante woorden van "overtrekken":


Wiktionary: overtrekken


Cross Translation:
FromToVia
overtrekken betäcka; hölja; skyla; täcka; övertäcka recouvrir — Couvrir de nouveau. (Sens général)
overtrekken tacka ja till revêtirpourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin.
overtrekken tapetsera tapisserrevêtir, orner de tapisserie les murailles d’une salle, d’une chambre, etc. note Se dit en parlant de la salle, de la pièce ou en parlant des choses qui les couvrent ou les tapissent.