Nederlands

Uitgebreide vertaling voor overwegend (Nederlands) in het Zweeds

overwegend:

overwegend bijvoeglijk naamwoord

  1. overwegend (meestens)
    allmänt
  2. overwegend (voornamelijk; vooral; hoofdzakelijk; )
    huvudsakligen; i synnerhet

Vertaal Matrix voor overwegend:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
allmänt G; General
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
allmänt meestens; overwegend algemeen; courant; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; generaal; gewoon; globaal; in grote lijnen; normaal; over het geheel
huvudsakligen hoofdzakelijk; in de eerste plaats; in het bijzonder; met name; overwegend; vooral; voornamelijk hoofd; in wezen; voornaamste
i synnerhet hoofdzakelijk; in de eerste plaats; in het bijzonder; met name; overwegend; vooral; voornamelijk

overwegend vorm van overwegen:

overwegen werkwoord (overweeg, overweegt, overwoog, overwogen, overwogen)

  1. overwegen (beschouwen; overdenken; afwegen)
    överväga; tänka över
    • överväga werkwoord (överväger, övervägde, övervägt)
    • tänka över werkwoord (tänker över, tänkte över, tänkt över)
  2. overwegen (overleggen; beraadslagen)
    överväga
    • överväga werkwoord (överväger, övervägde, övervägt)
  3. overwegen (in overweging nemen; considereren)
    ta hänsyn till; ta i beräkning
    • ta hänsyn till werkwoord (tar hänsyn till, tog hänsyn till, tagit hänsyn till)
    • ta i beräkning werkwoord (tar i beräkning, tog i beräkning, tagit i beräkning)

Conjugations for overwegen:

o.t.t.
  1. overweeg
  2. overweegt
  3. overweegt
  4. overwegen
  5. overwegen
  6. overwegen
o.v.t.
  1. overwoog
  2. overwoog
  3. overwoog
  4. overwogen
  5. overwogen
  6. overwogen
v.t.t.
  1. heb overwogen
  2. hebt overwogen
  3. heeft overwogen
  4. hebben overwogen
  5. hebben overwogen
  6. hebben overwogen
v.v.t.
  1. had overwogen
  2. had overwogen
  3. had overwogen
  4. hadden overwogen
  5. hadden overwogen
  6. hadden overwogen
o.t.t.t.
  1. zal overwegen
  2. zult overwegen
  3. zal overwegen
  4. zullen overwegen
  5. zullen overwegen
  6. zullen overwegen
o.v.t.t.
  1. zou overwegen
  2. zou overwegen
  3. zou overwegen
  4. zouden overwegen
  5. zouden overwegen
  6. zouden overwegen
en verder
  1. is overwogen
  2. zijn overwogen
diversen
  1. overweeg!
  2. overweegt!
  3. overwogen
  4. overwegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

overwegen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het overwegen (afwegen)
    övervägande

Vertaal Matrix voor overwegen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
tänka över peinzer
övervägande afwegen; overwegen beraad; beschouwelijkheid; bespiegelen; contemplatie
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ta hänsyn till considereren; in overweging nemen; overwegen
ta i beräkning considereren; in overweging nemen; overwegen
tänka över afwegen; beschouwen; overdenken; overwegen aarzelen; doordenken; dubben; in acht nemen; ontzien; sparen; talmen; verschonen; weifelen; wikken en wegen
överväga afwegen; beraadslagen; beschouwen; overdenken; overleggen; overwegen afwegen; bedenken; bekijken; beraden; beschouwen; bespiegelen; consideren; iets overwegen; kunnen doodvallen; nadenken; op het oog hebben; overdenken; overpeinzen; peinzen; wikken en wegen
- wikken
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
övervägande overwegende

Verwante woorden van "overwegen":


Synoniemen voor "overwegen":

  • wikken

Verwante definities voor "overwegen":

  1. voor- en nadelen afwegen1
    • ik heb het voorstel overwogen1

Wiktionary: overwegen


Cross Translation:
FromToVia
overwegen betrakta; begrunda; tänka; betänka consider — think about seriously
overwegen fundera över; fundera på; överväga consider — think of doing
overwegen överlägga deliberate — consider carefully
overwegen betänka bedenken — sich gedanklich mit etwas auseinandersetzen
overwegen överväga erwägen — überlegen, in Gedanken durchspielen
overwegen överväga erwägen — vorhaben
overwegen överväga erwägen — in Betracht ziehen
overwegen betrakta considérerregarder attentivement.