Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. pech:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor pech (Nederlands) in het Zweeds

pech:

pech [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. pech (onheil; moeilijkheden; ongeluk; )
    olycka; elakt; skadlig; skadligt

pech [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de pech (tegenspoed; tegenslag; moeilijkheden; )
    motgång; olycka; elände; motighet
    • motgång [-en] zelfstandig naamwoord
    • olycka [-en] zelfstandig naamwoord
    • elände [-ett] zelfstandig naamwoord
    • motighet [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor pech:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
elände ellende; malheur; moeilijkheden; ongeluk; onheil; onspoed; pech; ramp; rampspoed; tegenslag; tegenspoed; terugslagen armoede; barheid; ellende; ellendes; gebrek; hinderlijk persoon; kommer; kwel; lastpak; lastpost; misère
motgång ellende; malheur; moeilijkheden; ongeluk; onheil; onspoed; pech; ramp; rampspoed; tegenslag; tegenspoed; terugslagen het verliezen; verlies
motighet ellende; malheur; moeilijkheden; ongeluk; onheil; onspoed; pech; ramp; rampspoed; tegenslag; tegenspoed; terugslagen
olycka ellende; malheur; moeilijkheden; ongeluk; onheil; onspoed; pech; ramp; rampspoed; tegenslag; tegenspoed; terugslag; terugslagen debacle; noodlottigheid; ondergang; ongeluk; ongeval; ramp; rampspoed; teloorgang; tenondergang; val
skadligt schadelijkheid; verderfelijkheid
- ongeluk
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
skadlig boosaardig; slecht
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
elakt ellende; malheur; moeilijkheden; ongeluk; onheil; onspoed; pech; ramp; rampspoed; tegenslag; tegenspoed; terugslag achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; hatelijk; kwaadwillig; kwalijk; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; liederlijk; listig; met slechte intentie; onedel; onzedelijk; slecht; slinks; sluw; snood; stekelig; stiekem; uitgekookt; vals; verdorven; verregaand zedenloos; vicieus; vijandig
skadlig ellende; malheur; moeilijkheden; ongeluk; onheil; onspoed; pech; ramp; rampspoed; tegenslag; tegenspoed; terugslag aantastend; schade berokkenend; schadelijk
skadligt ellende; malheur; moeilijkheden; ongeluk; onheil; onspoed; pech; ramp; rampspoed; tegenslag; tegenspoed; terugslag aantastend; duperend; nadelig; ongunstig; onvoordelig

Synoniemen voor "pech":


Antoniemen van "pech":


Verwante definities voor "pech":

  1. ongunstig, nadelig toeval1
    • hij had pech dat die boom juist op zijn huis viel1
  2. een kapotte auto hebben1
    • we stonden met pech langs de weg1

Wiktionary: pech


Cross Translation:
FromToVia
pech otur bad luck — misfortune
pech missöde mishap — An accident, mistake, or problem
pech olycka; otur Pechohne Plural: Misserfolg, unglücklicher Zufall
pech otur malchancemauvaise chance, suite de mésaventures, revers dus à un hasard malheureux.