Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. raam:
  2. ramen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor raam (Nederlands) in het Zweeds

raam:

raam [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het raam (vensterruit; venster; ruit)
    – uitsparing in muur met glas erin 1
    fönsterruta; glasruta
  2. het raam (vensterglas; glas; ruit)
    fönsterglas
  3. het raam (omlijsting; kader; rand; lijst)
    – lijst van hout 1
    inramning

Vertaal Matrix voor raam:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fönsterglas glas; raam; ruit; vensterglas glas; glazen venster
fönsterruta raam; ruit; venster; vensterruit deelvenster
glasruta raam; ruit; venster; vensterruit ruitje; vierkantje
inramning kader; lijst; omlijsting; raam; rand

Verwante woorden van "raam":

  • ramen, raampje, raampjes

Synoniemen voor "raam":


Verwante definities voor "raam":

  1. lijst van hout1
    • zij spande het kleed op een raam1
  2. uitsparing in muur met glas erin1
    • ik keek door het raam naar buiten1

Wiktionary: raam


Cross Translation:
FromToVia
raam fönster Fenster — eine baulich verschieden ausgestaltete verglaste Öffnung in einem Bauwerk, deren hauptsächliche Funktion darin besteht, Licht in das Bauwerk zu führen und dieses zu belüften
raam fönster; ruta; vindöga; glugg window — opening for light and air
raam fönster fenêtre — archi|fr ouverture faite dans certaines parties d’un bâtiment, pour donner du jour et de l’air à l’intérieur.

ramen:

ramen werkwoord (raam, raamt, raamde, raamden, geraamd)

  1. ramen (berekenen; schatten)
    uppskatta; beräkna; estimera
    • uppskatta werkwoord (uppskattar, uppskattade, uppskattat)
    • beräkna werkwoord (beräknar, beräknade, beräknat)
    • estimera werkwoord (estimerar, estimerade, estimerat)
  2. ramen (schatten; begroten)
    uppskatta
    • uppskatta werkwoord (uppskattar, uppskattade, uppskattat)
  3. ramen (schatten; beramen; taxeren)
    uppskatta; bedöma; skatta
    • uppskatta werkwoord (uppskattar, uppskattade, uppskattat)
    • bedöma werkwoord (bedömer, bedömde, bedömt)
    • skatta werkwoord (skattar, skattade, skattat)

Conjugations for ramen:

o.t.t.
  1. raam
  2. raamt
  3. raamt
  4. ramen
  5. ramen
  6. ramen
o.v.t.
  1. raamde
  2. raamde
  3. raamde
  4. raamden
  5. raamden
  6. raamden
v.t.t.
  1. heb geraamd
  2. hebt geraamd
  3. heeft geraamd
  4. hebben geraamd
  5. hebben geraamd
  6. hebben geraamd
v.v.t.
  1. had geraamd
  2. had geraamd
  3. had geraamd
  4. hadden geraamd
  5. hadden geraamd
  6. hadden geraamd
o.t.t.t.
  1. zal ramen
  2. zult ramen
  3. zal ramen
  4. zullen ramen
  5. zullen ramen
  6. zullen ramen
o.v.t.t.
  1. zou ramen
  2. zou ramen
  3. zou ramen
  4. zouden ramen
  5. zouden ramen
  6. zouden ramen
en verder
  1. is geraamd
  2. zijn geraamd
diversen
  1. raam!
  2. raamt!
  3. geraamd
  4. ramend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor ramen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedöma beramen; ramen; schatten; taxeren
beräkna berekenen; ramen; schatten becijferen; begroten; berekenen; calculeren; factureren; in rekening brengen; rekenen; uitrekenen; uitwerken
estimera berekenen; ramen; schatten
skatta beramen; ramen; schatten; taxeren
uppskatta begroten; beramen; berekenen; ramen; schatten; taxeren afwegen; appreciëren; bepalen; inschatten; op prijs stellen; schatten; waarderen

Verwante woorden van "ramen":


Verwante vertalingen van raam