Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. rechtmaken:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor rechtmaken (Nederlands) in het Zweeds

rechtmaken:

rechtmaken werkwoord (maak recht, maakt recht, maakte recht, maakten recht, recht gemaakt)

  1. rechtmaken
    ordna; jämna; släta ut
    • ordna werkwoord (ordnar, ordnade, ordnat)
    • jämna werkwoord (jämnar, jämnade, jämnat)
    • släta ut werkwoord (släter ut, slätte ut, slät ut)

Conjugations for rechtmaken:

o.t.t.
  1. maak recht
  2. maakt recht
  3. maakt recht
  4. maken recht
  5. maken recht
  6. maken recht
o.v.t.
  1. maakte recht
  2. maakte recht
  3. maakte recht
  4. maakten recht
  5. maakten recht
  6. maakten recht
v.t.t.
  1. heb recht gemaakt
  2. hebt recht gemaakt
  3. heeft recht gemaakt
  4. hebben recht gemaakt
  5. hebben recht gemaakt
  6. hebben recht gemaakt
v.v.t.
  1. had recht gemaakt
  2. had recht gemaakt
  3. had recht gemaakt
  4. hadden recht gemaakt
  5. hadden recht gemaakt
  6. hadden recht gemaakt
o.t.t.t.
  1. zal rechtmaken
  2. zult rechtmaken
  3. zal rechtmaken
  4. zullen rechtmaken
  5. zullen rechtmaken
  6. zullen rechtmaken
o.v.t.t.
  1. zou rechtmaken
  2. zou rechtmaken
  3. zou rechtmaken
  4. zouden rechtmaken
  5. zouden rechtmaken
  6. zouden rechtmaken
en verder
  1. is recht gemaakt
  2. zijn recht gemaakt
diversen
  1. maak recht!
  2. maakt recht!
  3. recht gemaakt
  4. rechtmakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor rechtmaken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
jämna rechtmaken afdoen; afhandelen; afplatten; afstrijken; beslechten; effenen; egaliseren; gelijk trekken; gelijkmaken; gladmaken; lepel afstrijken; nivelleren; planeren; platmaken; twist uit de weg ruimen; vlak maken
ordna rechtmaken afspreken; archiveren; arrangeren; bedisselen; bevelen; bewaren; classificeren; dicteren; gebieden; gelasten; iets op touw zetten; iets regelen; in het gelid stellen; inrichten; installeren; op orde brengen; opbergen; opslaan; ordenen; rangeren; rangordenen; rangschikken; regelen; reglementeren; scharen; schiften; schikken; sorteren; uitzoeken; voorschrijven
släta ut rechtmaken effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; nivelleren; vlak maken

Wiktionary: rechtmaken


Cross Translation:
FromToVia
rechtmaken mörda; avliva; avrätta; dräpa; korrigera rectifiercorriger une chose, la remettre dans l’état, dans l’ordre où elle doit être.