Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. ruiten:
  2. ruit:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ruiten (Nederlands) in het Zweeds

ruiten:

ruiten bijvoeglijk naamwoord

  1. ruiten
    rutig; rutigt
    • rutig bijvoeglijk naamwoord
    • rutigt bijvoeglijk naamwoord

ruiten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de ruiten
    fönster

Vertaal Matrix voor ruiten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fönster ruiten deelvenster; venster
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rutig ruiten geruit
rutigt ruiten geblokt; geruit

Verwante woorden van "ruiten":


Wiktionary: ruiten


Cross Translation:
FromToVia
ruiten ruter diamonds — one of the four suits of playing cards, marked with the symbol ♦

ruiten vorm van ruit:

ruit [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de ruit (vensterruit; raam; venster)
    fönsterruta; glasruta
  2. de ruit (vensterglas; raam; glas)
    fönsterglas

Vertaal Matrix voor ruit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fönsterglas glas; raam; ruit; vensterglas glas; glazen venster
fönsterruta raam; ruit; venster; vensterruit deelvenster
glasruta raam; ruit; venster; vensterruit ruitje; vierkantje

Verwante woorden van "ruit":


Verwante definities voor "ruit":

  1. figuur met vier rechte zijden en scherpe hoeken1
    • als je de rechthoek vervormt krijg je een ruit1
  2. glas in een raam1
    • hij schopte met de bal een ruit stuk1
  3. patroon van kruisende lijnen1
    • een rok met een Schotse ruit1

Wiktionary: ruit


Cross Translation:
FromToVia
ruit romb rhombus — A parallelogram having all sides of equal length
ruit fönster; ruta; vindöga; glugg window — opening for light and air
ruit ruta; fönsterruta windowpane — piece of glass filling a window
ruit glas vitreplaque de verre située sur une ouverture telle qu’une porte ou une fenêtre.

Verwante vertalingen van ruiten