Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. ruptuur:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ruptuur (Nederlands) in het Zweeds

ruptuur:

ruptuur [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de ruptuur (scheuring)
    spricka; ruptur
    • spricka [-en] zelfstandig naamwoord
    • ruptur zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor ruptuur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ruptur ruptuur; scheuring
spricka ruptuur; scheuring barst; breuk; coryfee; crack; gebrek; geweldenaar; kei; kiertje; kloof; krak; manco; opening; rotsspleet; scheur; spleet; tussenruimte; uitsparing; zwakheid
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
spricka aan stukken springen; een krakend geluid maken; klieven; kloven; kraken; openhakken; splijten; splitsen; uiteensplijten

Verwante woorden van "ruptuur":

  • rupturen