Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. rusten:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor rusten (Nederlands) in het Zweeds

rusten:

rusten werkwoord (rust, rustte, rustten, gerust)

  1. rusten (uitrusten; relaxen; verpozen)
    lägga till vila; vila; vila sig
    • lägga till vila werkwoord (lägger till vila, lade till vila, lagt till vila)
    • vila werkwoord (vilar, vilade, vilat)
    • vila sig werkwoord (vilar sig, vilade sig, vilat sig)

Conjugations for rusten:

o.t.t.
  1. rust
  2. rust
  3. rust
  4. rusten
  5. rusten
  6. rusten
o.v.t.
  1. rustte
  2. rustte
  3. rustte
  4. rustten
  5. rustten
  6. rustten
v.t.t.
  1. heb gerust
  2. hebt gerust
  3. heeft gerust
  4. hebben gerust
  5. hebben gerust
  6. hebben gerust
v.v.t.
  1. had gerust
  2. had gerust
  3. had gerust
  4. hadden gerust
  5. hadden gerust
  6. hadden gerust
o.t.t.t.
  1. zal rusten
  2. zult rusten
  3. zal rusten
  4. zullen rusten
  5. zullen rusten
  6. zullen rusten
o.v.t.t.
  1. zou rusten
  2. zou rusten
  3. zou rusten
  4. zouden rusten
  5. zouden rusten
  6. zouden rusten
diversen
  1. rust!
  2. rust!
  3. gerust
  4. rustend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor rusten:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vila rusttijd; steuntje
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lägga till vila relaxen; rusten; uitrusten; verpozen
vila relaxen; rusten; uitrusten; verpozen dutten; een dutje doen; pauzeren
vila sig relaxen; rusten; uitrusten; verpozen

Wiktionary: rusten


Cross Translation:
FromToVia
rusten vila rest — intransitive: take repose
rusten vila rest — stop working, become inactive

Verwante vertalingen van rusten