Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. smullen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor smullen (Nederlands) in het Zweeds

smullen:

smullen werkwoord (smul, smult, smulde, smulden, gesmuld)

  1. smullen
    festa; äta med god aptit; kalasa
    • festa werkwoord (festar, festade, festat)
    • äta med god aptit werkwoord (äter med god aptit, åt med god aptit, ätit med god aptit)
    • kalasa werkwoord (kalasar, kalasade, kalasat)
  2. smullen (smikkelen; savoureren; lekker eten)
    fira; festa
    • fira werkwoord (firar, firade, firat)
    • festa werkwoord (festar, festade, festat)

Conjugations for smullen:

o.t.t.
  1. smul
  2. smult
  3. smult
  4. smullen
  5. smullen
  6. smullen
o.v.t.
  1. smulde
  2. smulde
  3. smulde
  4. smulden
  5. smulden
  6. smulden
v.t.t.
  1. heb gesmuld
  2. hebt gesmuld
  3. heeft gesmuld
  4. hebben gesmuld
  5. hebben gesmuld
  6. hebben gesmuld
v.v.t.
  1. had gesmuld
  2. had gesmuld
  3. had gesmuld
  4. hadden gesmuld
  5. hadden gesmuld
  6. hadden gesmuld
o.t.t.t.
  1. zal smullen
  2. zult smullen
  3. zal smullen
  4. zullen smullen
  5. zullen smullen
  6. zullen smullen
o.v.t.t.
  1. zou smullen
  2. zou smullen
  3. zou smullen
  4. zouden smullen
  5. zouden smullen
  6. zouden smullen
en verder
  1. ben gesmuld
  2. bent gesmuld
  3. is gesmuld
  4. zijn gesmuld
  5. zijn gesmuld
  6. zijn gesmuld
diversen
  1. smul!
  2. smult!
  3. gesmuld
  4. smullend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor smullen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
festa lekker eten; savoureren; smikkelen; smullen
fira lekker eten; savoureren; smikkelen; smullen celebreren; feesten; feestvieren; laten vieren; vieren
kalasa smullen
äta med god aptit smullen bikken; eten; naar binnen werken

Verwante vertalingen van smullen