Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. tekort:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor tekort (Nederlands) in het Zweeds

tekort:

tekort [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het tekort (deficit)
    underskott
  2. het tekort (bankschuld; debet; tekortsaldo)
    bankskuld; ränteskuld
  3. het tekort (manco; gebrek)
    brist
    • brist [-en] zelfstandig naamwoord
  4. het tekort (schaarste; gebrek; schaarsheid; krapte)
    knapphet; brist; avsaknad
    • knapphet [-en] zelfstandig naamwoord
    • brist [-en] zelfstandig naamwoord
    • avsaknad [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor tekort:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
avsaknad gebrek; krapte; schaarsheid; schaarste; tekort behoefte; gebrek; gemis
bankskuld bankschuld; debet; tekort; tekortsaldo
brist gebrek; krapte; manco; schaarsheid; schaarste; tekort behoefte; gebrek; gemis; kwaaltje; noodlijdendheid; nulvoorraad; ontstentenis; schaarste; tekortkoming
knapphet gebrek; krapte; schaarsheid; schaarste; tekort
ränteskuld bankschuld; debet; tekort; tekortsaldo
underskott deficit; tekort geldtekorten; tekorten

Verwante woorden van "tekort":


Wiktionary: tekort


Cross Translation:
FromToVia
tekort brist deficiency — Insufficiency
tekort underskott deficit — situation wherein spending exceeds government revenue
tekort underskott; deficit; brist DefizitVerlust, Einbuße
tekort fattigdom; armod Armut — das Fehlen von Fähigkeiten, Fertigkeiten, geistige Armut
tekort brist; lyte; saknad insuffisanceétat de ce qui est insuffisant.
tekort brist; lyte; saknad manqueabsence, défaut, fait de manquer.
tekort fråntagande; brist; lyte; saknad privationperte, absence, manque d’un bien, d’un avantage qu’on avait, ou qu’on devait, qu’on pouvait avoir.
tekort brist; lyte; saknad vicedéfaut, imperfection grave qui rendre une personne ou une chose plus ou moins impropre à sa destination.

Verwante vertalingen van tekort