Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. temmen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor temmen (Nederlands) in het Zweeds

temmen:

temmen werkwoord (tem, temt, temde, temden, getemd)

  1. temmen
    tama; dressera
    • tama werkwoord (tamar, tamade, tamat)
    • dressera werkwoord (dresserar, dresserade, dresserat)

Conjugations for temmen:

o.t.t.
  1. tem
  2. temt
  3. temt
  4. temmen
  5. temmen
  6. temmen
o.v.t.
  1. temde
  2. temde
  3. temde
  4. temden
  5. temden
  6. temden
v.t.t.
  1. heb getemd
  2. hebt getemd
  3. heeft getemd
  4. hebben getemd
  5. hebben getemd
  6. hebben getemd
v.v.t.
  1. had getemd
  2. had getemd
  3. had getemd
  4. hadden getemd
  5. hadden getemd
  6. hadden getemd
o.t.t.t.
  1. zal temmen
  2. zult temmen
  3. zal temmen
  4. zullen temmen
  5. zullen temmen
  6. zullen temmen
o.v.t.t.
  1. zou temmen
  2. zou temmen
  3. zou temmen
  4. zouden temmen
  5. zouden temmen
  6. zouden temmen
en verder
  1. ben getemd
  2. bent getemd
  3. is getemd
  4. zijn getemd
  5. zijn getemd
  6. zijn getemd
diversen
  1. tem!
  2. temt!
  3. getemd
  4. temmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor temmen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dressera temmen
tama temmen

Wiktionary: temmen


Cross Translation:
FromToVia
temmen lugna; dämpa besänftigen — durch Zureden bewirken, dass jemandes innere Erregung langsam nachlassen und abklingen
temmen tämja tame — to make something tame