Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. uitgestrektheid:
  2. uitgestrekt:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitgestrektheid (Nederlands) in het Zweeds

uitgestrektheid:

uitgestrektheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de uitgestrektheid (uitgebreidheid)
    omfattande; vidsträck

Vertaal Matrix voor uitgestrektheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
omfattande uitgebreidheid; uitgestrektheid behelzen; inhouden
vidsträck uitgebreidheid; uitgestrektheid
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
omfattande groots; grootschalig; grootscheeps; uitvoerig; veelomvattend

Verwante woorden van "uitgestrektheid":


Wiktionary: uitgestrektheid


Cross Translation:
FromToVia
uitgestrektheid vidd; bredd largeurétendue d’une chose considérer d’un de ses côtés à l’autre, par opposition à longueur.

uitgestrekt:

uitgestrekt bijvoeglijk naamwoord

  1. uitgestrekt (lang en smal; langgerekt)
    förlängd; förlängt
  2. uitgestrekt (languit liggend; liggend; gestrekt; languit)
    ligga utsträckt

Vertaal Matrix voor uitgestrekt:

BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
förlängd lang en smal; langgerekt; uitgestrekt gestrekt; uitgerekt; verlengd
förlängt lang en smal; langgerekt; uitgestrekt gestrekt; uitgerekt; verlengd
ligga utsträckt gestrekt; languit; languit liggend; liggend; uitgestrekt

Verwante woorden van "uitgestrekt":


Wiktionary: uitgestrekt


Cross Translation:
FromToVia
uitgestrekt rymlig; vid; omfångsrik ample — Qui dépasser en largeur et en longueur la mesure ordinaire.
uitgestrekt rymlig; vid; omfångsrik large — Qualifie un corps considérer dans l’extension qu’il a d’un de ses côtés à l’autre, lorsqu'on parle de sa plus petite longueur, par opposition à long.
uitgestrekt rymlig; vid; omfångsrik étendugrand, large, vaste.