Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Zweeds ->Vertaal uitpakken

Vertaal uitpakken van Nederlands naar Zweeds

Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. uitpakken:

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor uitpakken (Nederlands) in het Zweeds

uitpakken:

uitpakken werkwoord (pak uit, pakt uit, pakte uit, pakten uit, uitgepakt)

  1. uitpakken (uitdraaien op iets; uitlopen)
    arta sig
    • arta sig werkwoord (artar sig, artade sig, artat sig)
  2. uitpakken
    packa upp
    • packa upp werkwoord (packar upp, packade upp, packat upp)

Conjugations for uitpakken:

o.t.t.
  1. pak uit
  2. pakt uit
  3. pakt uit
  4. pakken uit
  5. pakken uit
  6. pakken uit
o.v.t.
  1. pakte uit
  2. pakte uit
  3. pakte uit
  4. pakten uit
  5. pakten uit
  6. pakten uit
v.t.t.
  1. heb uitgepakt
  2. hebt uitgepakt
  3. heeft uitgepakt
  4. hebben uitgepakt
  5. hebben uitgepakt
  6. hebben uitgepakt
v.v.t.
  1. had uitgepakt
  2. had uitgepakt
  3. had uitgepakt
  4. hadden uitgepakt
  5. hadden uitgepakt
  6. hadden uitgepakt
o.t.t.t.
  1. zal uitpakken
  2. zult uitpakken
  3. zal uitpakken
  4. zullen uitpakken
  5. zullen uitpakken
  6. zullen uitpakken
o.v.t.t.
  1. zou uitpakken
  2. zou uitpakken
  3. zou uitpakken
  4. zouden uitpakken
  5. zouden uitpakken
  6. zouden uitpakken
en verder
  1. ben uitgepakt
  2. bent uitgepakt
  3. is uitgepakt
  4. zijn uitgepakt
  5. zijn uitgepakt
  6. zijn uitgepakt
diversen
  1. pak uit!
  2. pakt uit!
  5. uitgepakt
  6. uitpakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

uitpakken

  1. uitpakken
    extrahera
    • extrahera werkwoord (extraherar, extraherade, extraherat)

Vertaal Matrix voor uitpakken:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arta sig uitdraaien op iets; uitlopen; uitpakken
extrahera uitpakken extraheren
packa upp uitpakken loswikkelen







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0524 seconde
Page rendered in 1.0 seconds