Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. verstuwen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor verstuwen (Nederlands) in het Zweeds

verstuwen:

verstuwen werkwoord (verstuw, verstuwt, verstuwde, verstuwden, verstuwd)

  1. verstuwen (verstouwen)
    bära; uthärda
    • bära werkwoord (bär, bar, burit)
    • uthärda werkwoord (uthärdar, uthärdade, uthärdat)

Conjugations for verstuwen:

o.t.t.
  1. verstuw
  2. verstuwt
  3. verstuwt
  4. verstuwen
  5. verstuwen
  6. verstuwen
o.v.t.
  1. verstuwde
  2. verstuwde
  3. verstuwde
  4. verstuwden
  5. verstuwden
  6. verstuwden
v.t.t.
  1. heb verstuwd
  2. hebt verstuwd
  3. heeft verstuwd
  4. hebben verstuwd
  5. hebben verstuwd
  6. hebben verstuwd
v.v.t.
  1. had verstuwd
  2. had verstuwd
  3. had verstuwd
  4. hadden verstuwd
  5. hadden verstuwd
  6. hadden verstuwd
o.t.t.t.
  1. zal verstuwen
  2. zult verstuwen
  3. zal verstuwen
  4. zullen verstuwen
  5. zullen verstuwen
  6. zullen verstuwen
o.v.t.t.
  1. zou verstuwen
  2. zou verstuwen
  3. zou verstuwen
  4. zouden verstuwen
  5. zouden verstuwen
  6. zouden verstuwen
diversen
  1. verstuw!
  2. verstuwt!
  3. verstuwd
  4. verstuwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor verstuwen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bära verstouwen; verstuwen aan hebben; doorstaan; dragen; dulden; gebukt gaan onder; harden; iets transporteren; ondersteunen; rugsteunen; sjouwen; steunen; torsen; uithouden; uitzingen; velen; verdragen; verduren; vervoeren; volhouden; zeulen
uthärda verstouwen; verstuwen doorleven; doormaken; doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; velen; verdragen; verduren; verteren; volhouden