Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Zweeds ->Vertaal vervaarlijk

Vertaal vervaarlijk van Nederlands naar Zweeds

Overzicht

Nederlands naar Zweeds: Meer gegevens...

vervaarlijk:
- enorm; förskräcklig; enormt
Wiktionary:
- vervaarlijk → skräckinjagande, skrämmande, förskräcklig, ohygglig

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vervaarlijk (Nederlands) in het Zweeds

vervaarlijk:

vervaarlijk bijvoeglijk naamwoord

vervaarlijk (angstwekkend; geducht; vreeswekkend)
enorm; förskräcklig; enormt
- enorm bijvoeglijk naamwoord
- förskräcklig bijvoeglijk naamwoord
- enormt bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor vervaarlijk:

Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
enorm	angstwekkend; geducht; vervaarlijk; vreeswekkend	aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; enorm groot; enorme; flink; fors; gapend; gigantisch; groot; groots; heel erg; heel groot; hoog gegroeid; hoog gerezen; immens; imponerend; imposant; in zeer hoge mate; indrukwekkend; kolossaal; onafzienbaar; onmetelijk; onnoembaar; onoverzienbaar; ontzaglijk; ontzagwekkend; reusachtig; reuze; titanisch; zeer groot
enormt	angstwekkend; geducht; vervaarlijk; vreeswekkend	aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; enorm; enorm groot; enorme; flink; fors; gapend; geweldig; gigantisch; groot; groots; heel erg; heel groot; hoog gegroeid; hoog gerezen; huizehoog; immens; imponerend; imposant; in zeer hoge mate; indrukwekkend; kolossaal; onafzienbaar; onmetelijk; onnoembaar; onoverzienbaar; ontiegelijk; ontzaglijk; ontzagwekkend; ontzettend groot; reusachtig; reuze; titanisch; zeer groot
förskräcklig	angstwekkend; geducht; vervaarlijk; vreeswekkend	afschrikwekkend; afschuwelijk; afschuwwekkend; ellendig; funest; godgeklaagd; hemeltergend; monsterlijk; noodlottig; ongelukkig; rampzalig; schromelijk; ten hemel schreiend; zeer ergerlijk

Verwante woorden van "vervaarlijk":

vervaarlijkst, vervaarlijkste, vervaarlijke

Wiktionary: vervaarlijk

Cross Translation:

From	To	Via
• vervaarlijk	→ skräckinjagande; skrämmande	↔ furchterregend — so, dass man davor Angst bekommen; den Sprecher ängstigend
• vervaarlijk	→ förskräcklig; ohygglig	↔ affreux — Qui causer ou qui est propre à causer de la frayeur, de l’effroi.