Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. wedden:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor wedden (Nederlands) in het Zweeds

wedden:

wedden werkwoord (wed, wedt, wedde, wedden, gewed)

  1. wedden (verwedden; inzetten)
    slå vad om
    • slå vad om werkwoord (slår vad om, slog vad om, slagit vad om)

Conjugations for wedden:

o.t.t.
  1. wed
  2. wedt
  3. wedt
  4. wedden
  5. wedden
  6. wedden
o.v.t.
  1. wedde
  2. wedde
  3. wedde
  4. wedden
  5. wedden
  6. wedden
v.t.t.
  1. heb gewed
  2. hebt gewed
  3. heeft gewed
  4. hebben gewed
  5. hebben gewed
  6. hebben gewed
v.v.t.
  1. had gewed
  2. had gewed
  3. had gewed
  4. hadden gewed
  5. hadden gewed
  6. hadden gewed
o.t.t.t.
  1. zal wedden
  2. zult wedden
  3. zal wedden
  4. zullen wedden
  5. zullen wedden
  6. zullen wedden
o.v.t.t.
  1. zou wedden
  2. zou wedden
  3. zou wedden
  4. zouden wedden
  5. zouden wedden
  6. zouden wedden
diversen
  1. wed!
  2. wedt!
  3. gewed
  4. weddend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor wedden:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
slå vad om inzetten; verwedden; wedden

Verwante woorden van "wedden":

  • wed

Wiktionary: wedden


Cross Translation:
FromToVia
wedden slå vad bet — To stake or pledge upon the outcome of an event
wedden tippa parier — Mettre une somme dans un pari. (Sens général).

wed:


Verwante woorden van "wed":


Wiktionary: wed


Cross Translation:
FromToVia
wed vattningsställe; vattenho abreuvoirlieu où les cheval et les bestiaux peuvent boire.