Overzicht
Nederlands naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. zoeven:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zoeven (Nederlands) in het Zweeds

zoeven:

zoeven werkwoord (zoef, zoeft, zoefde, zoefden, gezoefd)

  1. zoeven
    surra; brumma
    • surra werkwoord (surrar, surrade, surrat)
    • brumma werkwoord (brummar, brummade, brummat)

Conjugations for zoeven:

o.t.t.
  1. zoef
  2. zoeft
  3. zoeft
  4. zoeven
  5. zoeven
  6. zoeven
o.v.t.
  1. zoefde
  2. zoefde
  3. zoefde
  4. zoefden
  5. zoefden
  6. zoefden
v.t.t.
  1. ben gezoefd
  2. bent gezoefd
  3. is gezoefd
  4. zijn gezoefd
  5. zijn gezoefd
  6. zijn gezoefd
v.v.t.
  1. was gezoefd
  2. was gezoefd
  3. was gezoefd
  4. waren gezoefd
  5. waren gezoefd
  6. waren gezoefd
o.t.t.t.
  1. zal zoeven
  2. zult zoeven
  3. zal zoeven
  4. zullen zoeven
  5. zullen zoeven
  6. zullen zoeven
o.v.t.t.
  1. zou zoeven
  2. zou zoeven
  3. zou zoeven
  4. zouden zoeven
  5. zouden zoeven
  6. zouden zoeven
diversen
  1. zoef!
  2. zoeft!
  3. gezoefd
  4. zoevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor zoeven:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
surra gehum; geneurie
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brumma zoeven dreinen; drenzen; dwingend huilen; grauwen; jengelen; knorren; knorrend geluid maken; snauwen
surra zoeven brommen; dreinen; drenzen; dwingend huilen; gonzen; jengelen; roezemoezen; vastbinden; vastsjorren; zoemen