Overzicht
Zweeds naar Duits: Meer gegevens...
- rak:
-
Wiktionary:
- rak → gerade, direkt
- rak → gerade, aufrecht, aufrichtig, direkt, gradlinig, unmittelbar, recht, rechts, rechtwinklig, bieder, loyal, rechter, geradeaus
Zweeds
Uitgebreide vertaling voor rak (Zweeds) in het Duits
rak:
-
rak (rättfram; rakt; öppet; frank; frankt; rättframt)
geradeheraus-
geradeheraus bijvoeglijk naamwoord
-
-
rak (rakt; omedelbar; omedelbart)
klassenweise; frontal; unmittelbar; schnell; direkt; sofortig; schnurgerade; auf der Stelle-
klassenweise bijvoeglijk naamwoord
-
frontal bijvoeglijk naamwoord
-
unmittelbar bijvoeglijk naamwoord
-
schnell bijvoeglijk naamwoord
-
direkt bijvoeglijk naamwoord
-
sofortig bijvoeglijk naamwoord
-
schnurgerade bijvoeglijk naamwoord
-
auf der Stelle bijvoeglijk naamwoord
-
-
rak (frimodig; rakt; ärligt; frimodigt)
freimütig; offen; dreist; unverschämt; keck-
freimütig bijvoeglijk naamwoord
-
offen bijvoeglijk naamwoord
-
dreist bijvoeglijk naamwoord
-
unverschämt bijvoeglijk naamwoord
-
keck bijvoeglijk naamwoord
-
-
rak (rakt; ärligt; öppet; frankt; öppen)
-
rak (ärlig; rakt; ärligt)
ehrlich; aufrecht; schnurgerade; wahr; offen; ernsthaft; direkt; fair; aufrichtig; geradeheraus; rundheraus; unverstellt-
ehrlich bijvoeglijk naamwoord
-
aufrecht bijvoeglijk naamwoord
-
schnurgerade bijvoeglijk naamwoord
-
wahr bijvoeglijk naamwoord
-
offen bijvoeglijk naamwoord
-
ernsthaft bijvoeglijk naamwoord
-
direkt bijvoeglijk naamwoord
-
fair bijvoeglijk naamwoord
-
aufrichtig bijvoeglijk naamwoord
-
geradeheraus bijvoeglijk naamwoord
-
rundheraus bijvoeglijk naamwoord
-
unverstellt bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor rak:
Synoniemen voor "rak":
Wiktionary: rak
rak
Cross Translation:
adjective
Cross Translation:
| From | To | Via |
|---|---|---|
| • rak | → gerade | ↔ right — straight, not bent |
| • rak | → gerade | ↔ straight — not crooked or bent |
| • rak | → aufrecht; aufrichtig | ↔ straight — direct, truthful, frank |
| • rak | → aufrecht; direkt; gerade; gradlinig; unmittelbar; recht | ↔ direct — Qui est droit, qui ne taire aucun détour. |
| • rak | → rechts; gerade; aufrecht; direkt; gradlinig; unmittelbar; rechtwinklig; bieder; loyal; rechter; geradeaus | ↔ droit — Qui est du côté opposé à celui de son cœur (en supposant que son cœur est du même côté que pour la majorité des être humain), ou encore du côté de celui de la main qui sert à écrire chez la majorité (dans le cas où on parle de soi, car on utilise cet adjectif en adoptant le point de vue de la |