Home ->Woordenboeken ->Zweeds/Engels ->Zoek: team

Zweedse en Engelse zoekresultaten voor: team

Overzicht
Zweeds naar Engels:   Meer gegevens...
  1. team:
  2. Wiktionary:
Engels naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. team:
  2. Team:
  3. Wiktionary:

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor team (Zweeds) in het Engels

team:

team [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. team (arbetsgrupp; patrull; styrka; grupp)
    the working party; the team; the squad
    • working party [the ~] zelfstandig naamwoord
    • team [the ~] zelfstandig naamwoord
    • squad [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. team
    the team
    – A group of users who share and collaborate on business records in the system. A team can consist of members who report to a single business unit (such as all sales or all customer service) or members who report to different business units (salespeople, customer service representatives, and accounting representatives). 1
    • team [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor team:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
squad arbetsgrupp; grupp; patrull; styrka; team grupp; skara; trupp
team arbetsgrupp; grupp; patrull; styrka; team arbetslag; besättning; elva i laget; ett lika par; grupp; grupp av två eller mer; gäng; lag
working party arbetsgrupp; grupp; patrull; styrka; team
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
team anspann

Synoniemen voor "team":


Wiktionary: team

team
noun
  1. group of people

Verwante vertalingen van team



Engels

Uitgebreide vertaling voor team (Engels) in het Zweeds

team:

team [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the team (party; panel; group; gang)
    lag; grupp; gäng
    • lag [-ett] zelfstandig naamwoord
    • grupp [-en] zelfstandig naamwoord
    • gäng [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. the team (working party; squad)
    patrull; arbetsgrupp; styrka; grupp; team
    • patrull [-en] zelfstandig naamwoord
    • arbetsgrupp [-en] zelfstandig naamwoord
    • styrka [-en] zelfstandig naamwoord
    • grupp [-en] zelfstandig naamwoord
    • team [-ett] zelfstandig naamwoord
  3. the team (match pair; set)
    ett lika par; grupp av två eller mer
  4. the team (side; eleven)
    lag; elva i laget
  5. the team
    lag
    • lag [-ett] zelfstandig naamwoord
  6. the team (crew; gang)
    besättning; arbetslag
  7. the team
    – A group of users who share and collaborate on business records in the system. A team can consist of members who report to a single business unit (such as all sales or all customer service) or members who report to different business units (salespeople, customer service representatives, and accounting representatives). 1
    team
    • team [-ett] zelfstandig naamwoord

team

  1. team
    anspann

Vertaal Matrix voor team:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arbetsgrupp squad; team; working party peer-to-peer network; workgroup
arbetslag crew; gang; team
besättning crew; gang; team complement; crew; employees; livestock; personnel; work force
elva i laget eleven; side; team
ett lika par match pair; set; team
grupp gang; group; panel; party; squad; team; working party band; category; class; classification; common herd; community; company; congregation; crowd; distribution group; distribution list; drove; faction; flock; group; herd; horde; mob; multitude; orchestra; party; squad; suite
grupp av två eller mer match pair; set; team
gäng gang; group; panel; party; team band; bunch; clutter; crowd; gang; heap; herd; horde; load; lot; pack; party; troop; troupe; wattle
lag eleven; gang; group; panel; party; side; team legal rule
patrull squad; team; working party patrol; reconnaisance
styrka squad; team; working party armed forces; army; authority; capacity; compact build; courage; fiber; fibre; force; fortitude; gusto; intensity; military; military force; muscular strength; power; robustness; stockiness; strength; strongness; sturdiness; vigor; vigour; zest
team squad; team; working party
- squad
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- team up
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
anspann team

Verwante woorden van "team":

  • teams

Synoniemen voor "team":


Verwante definities voor "team":

  1. two or more draft animals that work together to pull something2
  2. a cooperative unit (especially in sports)2
  3. form a team2
    • We teamed up for this new project2
  4. A group of users who share and collaborate on business records in the system. A team can consist of members who report to a single business unit (such as all sales or all customer service) or members who report to different business units (salespeople, customer service representatives, and accounting representatives).1

Wiktionary: team

team
noun
  1. group of people
Cross Translation:
FromToVia
• team → spann ↔ Gespann — mehrere mittels eines Geschirrs miteinander verbundene Zugtiere (etwa Pferde, Ochsen oder Hunde)
• team → besättning; manskap ↔ Mannschaft — Seefahrt: Besatzung eines Schiffes
• team → grupp ↔ groupe — ensemble de personnes, voire d’animaux.

Team:

Team [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the Team (Workgroup)
    – A privacy relationship setting that allows a large amount of information to be viewed, usually assigned to people on your team. 1
    Arbetsgrupp; Grupp

Vertaal Matrix voor Team:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Arbetsgrupp Team; Workgroup
Grupp Team; Workgroup

Verwante definities voor "Team":

  1. A privacy relationship setting that allows a large amount of information to be viewed, usually assigned to people on your team.1

Verwante vertalingen van team







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0419 seconde
Page rendered in 1.0 seconds