Home ->Woordenboeken ->Zweeds/Nederlands ->Zoek: stanna

Zweedse en Nederlandse zoekresultaten voor: stanna

Overzicht
Zweeds naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. stanna:
  2. Wiktionary:

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor stanna (Zweeds) in het Nederlands

stanna:

stanna werkwoord (stannar, stannade, stannat)

  1. stanna (stoppa; hejda; hämma)
    ophouden; stopzetten; remmen; tegenhouden; halt houden; tot staan brengen
    • ophouden werkwoord (houd op, houdt op, hield op, hielden op, opgehouden)
    • stopzetten werkwoord (zet stop, zette stop, zetten stop, stopgezet)
    • remmen werkwoord (rem, remt, remde, remden, geremd)
    • tegenhouden werkwoord (houd tegen, houdt tegen, hield tegen, hielden tegen, tegengehouden)
    • halt houden werkwoord (houd halt, houdt halt, hield halt, hielden halt, halt gehouden)
    • tot staan brengen werkwoord (breng tot staan, brengt tot staan, bracht tot staan, brachten tot staan, tot staan gebracht)
  2. stanna (stoppa; hindra)
    doen stoppen
  3. stanna (komma till stillestånd; stå stilla)
    stilstaan; tot stilstand komen
    • stilstaan werkwoord (sta stil, staat stil, stond stil, stonden stil, stil gestaan)
    • tot stilstand komen werkwoord (kom tot stilstand, komt tot stilstand, kwam tot stilstand, kwamen tot stilstand, tot stilstand gekomen)
  4. stanna (stoppa)
    tegengehouden worden
    • tegengehouden worden werkwoord (word tegengehouden, wordt tegengehouden, werd tegengehouden, werden tegengehouden, tegengehouden geworden)

Conjugations for stanna:

presens
  1. stannar
  2. stannar
  3. stannar
  4. stannar
  5. stannar
  6. stannar
imperfekt
  1. stannade
  2. stannade
  3. stannade
  4. stannade
  5. stannade
  6. stannade
framtid 1
  1. kommer att stanna
  2. kommer att stanna
  3. kommer att stanna
  4. kommer att stanna
  5. kommer att stanna
  6. kommer att stanna
framtid 2
  1. skall stanna
  2. skall stanna
  3. skall stanna
  4. skall stanna
  5. skall stanna
  6. skall stanna
conditional
  1. skulle stanna
  2. skulle stanna
  3. skulle stanna
  4. skulle stanna
  5. skulle stanna
  6. skulle stanna
perfekt particip
  1. har stannat
  2. har stannat
  3. har stannat
  4. har stannat
  5. har stannat
  6. har stannat
imperfekt particip
  1. hade stannat
  2. hade stannat
  3. hade stannat
  4. hade stannat
  5. hade stannat
  6. hade stannat
blandad
  1. stanna!
  3. stanna!
  5. stannad
  6. stannande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

stanna [-en] zelfstandig naamwoord

  1. stanna
    het stoppen; aborteren; stilhouden

Vertaal Matrix voor stanna:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aborteren stanna aborterande
ophouden stoppande
stilhouden stanna
stoppen stanna tillstoppande
tot stilstand komen komma till stillastånd
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doen stoppen hindra; stanna; stoppa
halt houden hejda; hämma; stanna; stoppa avstanna; bli stående
ophouden hejda; hämma; stanna; stoppa avhålla; dö; dö ut; föra till ett slut; fördröja; ge upp; hålla fram; hålla upp; lägga av; sluta; sluta upp; stoppa; uppehålla; upphöra; överge
remmen hejda; hämma; stanna; stoppa bromsa in; bromsa ned; sakta ner; ta det lugnt
stilhouden stå stilla
stilstaan komma till stillestånd; stanna; stå stilla stå stilla
stoppen ajournera; avstanna; bli stående; bringa till stillastående; bromsa in; flytta fram; fylla; föra till ett slut; ge upp; laga; lägga av; plombera; plugga igen; sakta ner; skjuta upp; sluta; stoppa; stoppa igen; stå stilla; tamponera; upphöra; överge
stopzetten hejda; hämma; stanna; stoppa
tegengehouden worden stanna; stoppa
tegenhouden hejda; hämma; stanna; stoppa
tot staan brengen hejda; hämma; stanna; stoppa
tot stilstand komen komma till stillestånd; stanna; stå stilla

Synoniemen voor "stanna":


Wiktionary: stanna

Cross Translation:
FromToVia
• stanna → parkeren ↔ park — bring to a halt
• stanna → blijven; verblijven ↔ stay — To remain in a particular place
• stanna → blijven; verblijven ↔ stay — To continue to have a particular quality
• stanna → stoppen; stilstaan; halthouden ↔ stop — cease moving
• stanna → aanhouden; stoppen ↔ stop — cause (something) to cease moving
• stanna → blijven; overblijven; resten; resteren; toeven; verblijven ↔ rester — continuer d’être à un endroit ou dans un état.

Verwante vertalingen van stanna







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0362 seconde
Page rendered in 1.0 seconds