Zweeds

Uitgebreide vertaling voor elev (Zweeds) in het Nederlands

elev:

elev [-en] zelfstandig naamwoord

  1. elev (lärling)
    het jongmaatje
  2. elev (lärling)
    het maatje; jongmaat; leerknecht; de pupil
    • maatje [het ~] zelfstandig naamwoord
    • jongmaat [znw.] zelfstandig naamwoord
    • leerknecht [znw.] zelfstandig naamwoord
    • pupil [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. elev (pupill; lärjunge; sudent)
    de leerling; de scholier
    • leerling [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • scholier [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. elev
    jonge leerling; de pupil
  5. elev
    de leerling
    • leerling [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  6. elev (lärling; aspirant)
    de volontair
  7. elev (student)
    de studente; vrouwelijke student

Vertaal Matrix voor elev:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
jonge leerling elev
jongmaat elev; lärling
jongmaatje elev; lärling
leerknecht elev; lärling
leerling elev; lärjunge; pupill; sudent
maatje elev; lärling gosse; hjärtevän; kamrat; kompis; matjesill; polare; vän
pupil elev; lärling
scholier elev; lärjunge; pupill; sudent
studente elev; student
volontair aspirant; elev; lärling
vrouwelijke student elev; student

Synoniemen voor "elev":


Wiktionary: elev

elev
noun
  1. iemand die basisonderwijs of voortgezet onderwijs volgt

Cross Translation:
FromToVia
elev leerlinge Schülerin — weiblicher Schüler
elev leerling pupil — student
elev student; studente student — person who studies an academic subject

Verwante vertalingen van elev