Zweeds

Uitgebreide vertaling voor far (Zweeds) in het Nederlands

far:

far zelfstandig naamwoord

  1. far (pappa; farsa)
    de papa
    • papa [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. far (fader)
    de vader
    • vader [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    de ouder
    – vader of moeder 1
    • ouder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
      • zijn ouders zijn vijfentwintig jaar getrouwd1

Vertaal Matrix voor far:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ouder fader; far förälder
papa far; farsa; pappa
vader fader; far
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ouder åldrig; åldrigt

Synoniemen voor "far":


Wiktionary: far

far
noun
  1. een mannelijke ouder

Cross Translation:
FromToVia
far papa; vader father — male parent
far ouders parents — one's mother and father
far oom; nonkel paternal uncle — brother of one's father
far oom; nonkel uncle — brother (or brother-in-law) of someone’s parent
far vader VaterSoziologie, familiär: männlicher Elternteil
far pater pèremâle féconder un ovule qui donner naissance à un enfant.

fara:

fara [-ett] zelfstandig naamwoord

  1. fara
    het onraad
    • onraad [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. fara (ängsla)
    de bevreesdheid

fara werkwoord (far, for, farit)

  1. fara (oroa)
    bezorgd wezen; in zorg zijn
    • bezorgd wezen werkwoord
    • in zorg zijn werkwoord (ben in zorg, bent in zorg, is in zorg, was in zorg, waren in zorg, in zorg geweest)

Conjugations for fara:

presens
  1. far
  2. far
  3. far
  4. far
  5. far
  6. far
imperfekt
  1. for
  2. for
  3. for
  4. for
  5. for
  6. for
framtid 1
  1. kommer att fara
  2. kommer att fara
  3. kommer att fara
  4. kommer att fara
  5. kommer att fara
  6. kommer att fara
framtid 2
  1. skall fara
  2. skall fara
  3. skall fara
  4. skall fara
  5. skall fara
  6. skall fara
conditional
  1. skulle fara
  2. skulle fara
  3. skulle fara
  4. skulle fara
  5. skulle fara
  6. skulle fara
perfekt particip
  1. har farit
  2. har farit
  3. har farit
  4. har farit
  5. har farit
  6. har farit
imperfekt particip
  1. hade farit
  2. hade farit
  3. hade farit
  4. hade farit
  5. hade farit
  6. hade farit
blandad
  1. far!
  2. far!
  3. faren
  4. farande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Vertaal Matrix voor fara:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bevreesdheid fara; ängsla
onraad fara
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bezorgd wezen fara; oroa
in zorg zijn fara; oroa

Synoniemen voor "fara":

  • avresa; bege; våda; färdas; resa; ka; bege sig

Wiktionary: fara


Cross Translation:
FromToVia
fara gevaar danger — exposure to liable harm
fara gevaar; bedreiging danger — instance or cause of liable harm
fara reizen; varen fare — to travel
fara gaan go — to move from a place to another that is further away (jump)
fara gevaar jeopardy — danger of loss, harm, or failure
fara gevaar peril — a situation of serious danger
fara reizen; verplaatsen travel — to pass from here to there; to transmit
fara gevaar Gefahr — die Möglichkeit, dass Schaden oder eine Verletzung entsteht
fara gaan; karren; rijden; varen; lopen; van stapel lopen; verlopen; zich begeven; gesteld zijn; het maken allerse déplacer jusqu'à un endroit.
fara gevaar; nood; onraad; perikel danger — Ce qui est ordinairement suivre d’un malheur, ou qui exposer à une perte, à un dommage, etc.

Verwante vertalingen van far