Tur in het Nederlands vertaald uit het Zweeds

Overzicht

Zweeds naar Nederlands: Meer gegevens...

tur:
- meevaller; mazzel; reis; excursie; uitstapje; rit; dagreis; tournee; toer; gang; tocht; rijtoer; ronde; gelukkig toeval; voordeel; opsteker; buitenkansje; toevalstreffer; treffer; gelukstreffer
Wiktionary:
- tur → geluk
- tur → toevalstreffer, geluk, tocht, reis

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor tur (Zweeds) in het Nederlands

tur
de meevaller; de mazzel
- meevaller [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- mazzel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
tur (utflykt; resa; tripp; exkursion)
de reis; de excursie; de uitstapje; de rit; de dagreis; de tournee; de toer; de gang; de tocht
- reis [de ~] zelfstandig naamwoord
- excursie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- uitstapje [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- rit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- dagreis [de ~] zelfstandig naamwoord
- tournee [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- toer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- gang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- tocht [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
tur (ridtur; åktur)
de rijtoer
- rijtoer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
tur (rundresa)
de tournee; de ronde
- tournee [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- ronde [de ~] zelfstandig naamwoord
tur (tillfällighetsträff; lycka; lyckträff)
gelukkig toeval; het voordeel; de opsteker; de meevaller; het buitenkansje
- gelukkig toeval [znw.] zelfstandig naamwoord
- voordeel [het ~] zelfstandig naamwoord
- opsteker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- meevaller [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- buitenkansje [het ~] zelfstandig naamwoord
tur (lyckträff; flax)
de toevalstreffer; de treffer; de gelukstreffer; het buitenkansje
- toevalstreffer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- treffer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- gelukstreffer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- buitenkansje [het ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
buitenkansje	flax; lycka; lyckträff; tillfällighetsträff; tur
dagreis	exkursion; resa; tripp; tur; utflykt
excursie	exkursion; resa; tripp; tur; utflykt	tripp; utflykt
gang	exkursion; resa; tripp; tur; utflykt	fart; gång; hastighet; korridor; passage
gelukkig toeval	lycka; lyckträff; tillfällighetsträff; tur
gelukstreffer	flax; lyckträff; tur
mazzel	tur
meevaller	lycka; lyckträff; tillfällighetsträff; tur	lyckträff; unik chans; unik möjlighet
opsteker	lycka; lyckträff; tillfällighetsträff; tur
reis	exkursion; resa; tripp; tur; utflykt	resa
rijtoer	ridtur; tur; åktur
rit	exkursion; resa; tripp; tur; utflykt	resa; rundresa; utflykt
ronde	rundresa; tur	bana; färd; rund; sträcka; väg
tocht	exkursion; resa; tripp; tur; utflykt	luftutsugning; resa
toer	exkursion; resa; tripp; tur; utflykt	duktighet; gå på en runda; händighet; omlopp; omloppsbana; prestation; resa; rundresa; skicklighet; utflykt
toevalstreffer	flax; lyckträff; tur
tournee	exkursion; resa; rundresa; tripp; tur; utflykt	bana; färd; sträcka; väg
treffer	flax; lyckträff; tur	besök; fullträff; hit; krocka; mål; slå; träff; träff med skjutvapen
uitstapje	exkursion; resa; tripp; tur; utflykt	eskapad; nöjesresa; snedsprång; tripp; utflykt
voordeel	lycka; lyckträff; tillfällighetsträff; tur	lyckträff; unik chans; unik möjlighet

tur

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• tur	→ toevalstreffer	↔ fluke — stroke of luck
• tur	→ geluk	↔ fortune — good luck
• tur	→ geluk	↔ luck — something that happens to someone by chance
• tur	→ tocht	↔ trip — a journey
• tur	→ reis	↔ Reise — Fortbewegung von einem Ausgangspunkt zu einem entfernten Ort mit dortigem Aufenthalt und wieder zurück