Duits

Uitgebreide synoniemen voor Hahn in het Duits

Hahn:

Hahn [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Hahn
    der Hahn; der Gockel
    • Hahn [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gockel [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Hahn
    der Kran; der Wasserkran; die Hähne; der Wasserhahn; der Hahn; die Wasserhähne
    • Kran [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Wasserkran [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Hähne [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Wasserhahn [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Hahn [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Wasserhähne [die ~] zelfstandig naamwoord
  3. der Hahn
    der Hahn; die Abzug von eine Feuerwaffe; der Abzug; der Drücker
  4. der Hahn
    der Hahn; der Macho; der Gockel
    • Hahn [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Macho [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gockel [der ~] zelfstandig naamwoord
  5. der Hahn
    Hänchen; der Hahn; der Gockel
    • Hänchen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Hahn [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Gockel [der ~] zelfstandig naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "Hahn":