Duits

Uitgebreide synoniemen voor Schimmer in het Duits

Schimmer:

Schimmer [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Schimmer
    der Anflug; die Spur; der Schimmer; der Anstrich
    • Anflug [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Spur [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Schimmer [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Anstrich [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Schimmer
    klein Bischen; der Schimmer
  3. der Schimmer
    der Schein; der Schimmer
    • Schein [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Schimmer [der ~] zelfstandig naamwoord
  4. der Schimmer
    der Schimmer
    • Schimmer [der ~] zelfstandig naamwoord
  5. der Schimmer
    der Tip; der Hinweis; die Anspielung; die Spur; Indiz; der Wink; der Schimmer; der Fingerzeig; Stichwort
    • Tip [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Hinweis [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Anspielung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Spur [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Indiz [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Wink [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Schimmer [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Fingerzeig [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Stichwort [das ~] zelfstandig naamwoord
  6. der Schimmer
    Scheinen; der Schimmer; Glänzen
  7. der Schimmer
    Lichtsignal; Flimmern; der Schimmer; Glitzern; Funkeln; Glänzen; Lichtzeichen
  8. der Schimmer
    die Ahnung; der Schimmer
    • Ahnung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Schimmer [der ~] zelfstandig naamwoord
  9. der Schimmer
    Glänzen; der Schimmer
  10. der Schimmer
    der Glanz; Finish; der Schimmer; Glänzen
    • Glanz [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Finish [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Schimmer [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Glänzen [das ~] zelfstandig naamwoord

Schimmer [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Schimmer
    die Hauch; die Schimmer
    • Hauch [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Schimmer [die ~] zelfstandig naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "Schimmer":