Duits

Uitgebreide synoniemen voor Senkung in het Duits

Senkung:

Senkung [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Senkung
    die Kostenersparnis; die Einsparung; die Verminderung; die Senkung; der Rückgang; die Verringerung
  2. die Senkung
    die Senkung; die Verminderung; die Schrumpfung; die Herabsetzung; die Verringerung; die Beschneidung; die Schändung
  3. die Senkung
    die Abnahme; Fallen; der Rückgang; die Senkung; die Schrumpfung; Sinken
    • Abnahme [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Fallen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Rückgang [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Senkung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Schrumpfung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Sinken [das ~] zelfstandig naamwoord
  4. die Senkung
    die Senkung; die Verminderung; die Verringerung; die Schrumpfung; die Herabsetzung; die Lohnminderung
  5. die Senkung
    Ablassen; die Senkung; Abwinden
    • Ablassen [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Senkung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Abwinden [das ~] zelfstandig naamwoord
  6. die Senkung
    die Helling; der Hang; die Senkung; Gefälle; die Böschung; der Steilhang
    • Helling [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Hang [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Senkung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Gefälle [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Böschung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Steilhang [der ~] zelfstandig naamwoord
  7. die Senkung
    die Tiefe; die Delle; die Senkung; die Mulde; die Niederung; die Senke; die Bodensenkung; die Niedrigkeit; die Einsenkung
    • Tiefe [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Delle [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Senkung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Mulde [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Niederung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Senke [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Bodensenkung [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Niedrigkeit [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Einsenkung [die ~] zelfstandig naamwoord
  8. die Senkung
    Einsinken; Absacken; Abrutchen; die Senkung

Alternatieve synoniemen voor "Senkung":