Duits

Uitgebreide synoniemen voor Stärke in het Duits

Stärke:

Stärke [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Stärke
    die Stärke; die Kraft
    • Stärke [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Kraft [die ~] zelfstandig naamwoord
  2. die Stärke
    die Stärke; die Intensität; die Heftigkeit; der Eifer; die Schärfe; die Leidenschaftlichkeit; die Inbrunst; die Brunst; Ungestüm; die Stachlichkeit; die Bissigkeit; die Grimmigkeit
  3. die Stärke
    die Kraft; die Stärke; die Arbeitskraft; die Macht
    • Kraft [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Stärke [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Arbeitskraft [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Macht [die ~] zelfstandig naamwoord
  4. die Stärke
    Gewicht; die Schwere; die Stärke
    • Gewicht [das ~] zelfstandig naamwoord
    • Schwere [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Stärke [die ~] zelfstandig naamwoord
  5. die Stärke
    Stärkemehl; die Stärke
  6. die Stärke
    die Stärke; die starke Seite; die Kraft
  7. die Stärke
    die Stärke
    • Stärke [die ~] zelfstandig naamwoord
  8. die Stärke
    die Leidenschaftlichkeit; die Stärke; die Grimmigkeit; der Eifer; die Schärfe; die Intensität; die Heftigkeit; die Bissigkeit; Ungestüm; die Grellheit; die Stachlichkeit
  9. die Stärke
    die Möglichkeiten; die Gelegenheiten; die Potenz; die Gelegenheit zur Verwesentlichung; die Chancen; die Gewalt; die Dynamik; die Stärke; die Kraft; die Energie
  10. die Stärke
    die Beleibtheid; die Stärke; der Umfang; die Dicke; die Korpulenz; die Fettheit
    • Beleibtheid [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Stärke [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Umfang [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Dicke [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Korpulenz [die ~] zelfstandig naamwoord
    • Fettheit [die ~] zelfstandig naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "Stärke":


Verwante synoniemen voor Stärke