Duits
Uitgebreide synoniemen voor gedrückt in het Duits
gedrückt:
-
gedrückt
bedrückt; niedergeschlagen; gedrückt; betrübt-
bedrückt bijvoeglijk naamwoord
-
niedergeschlagen bijvoeglijk naamwoord
-
gedrückt bijvoeglijk naamwoord
-
betrübt bijvoeglijk naamwoord
-
-
gedrückt
-
gedrückt
verdrießlich; gedrückt; trüb; betrübt; trübsinnig; schwermütig; trübselig-
verdrießlich bijvoeglijk naamwoord
-
gedrückt bijvoeglijk naamwoord
-
trüb bijvoeglijk naamwoord
-
betrübt bijvoeglijk naamwoord
-
trübsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
schwermütig bijvoeglijk naamwoord
-
trübselig bijvoeglijk naamwoord
-
-
gedrückt
traurig; betrübt; verdrießlich; schwermütig; trübselig; gedrückt; trübsinnig; trüb-
traurig bijvoeglijk naamwoord
-
betrübt bijvoeglijk naamwoord
-
verdrießlich bijvoeglijk naamwoord
-
schwermütig bijvoeglijk naamwoord
-
trübselig bijvoeglijk naamwoord
-
gedrückt bijvoeglijk naamwoord
-
trübsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
trüb bijvoeglijk naamwoord
-
-
gedrückt
trüb; niedergeschlagen; verdrießlich; düster; bedrückt; schwermütig; freudlos; griesgrämig; trübsinnig; mürrisch; launenhaft; finster; grimmig; trübselig; launisch; gedrückt; schlechtgelaunt; übellaunig-
trüb bijvoeglijk naamwoord
-
niedergeschlagen bijvoeglijk naamwoord
-
verdrießlich bijvoeglijk naamwoord
-
düster bijvoeglijk naamwoord
-
bedrückt bijvoeglijk naamwoord
-
schwermütig bijvoeglijk naamwoord
-
freudlos bijvoeglijk naamwoord
-
griesgrämig bijvoeglijk naamwoord
-
trübsinnig bijvoeglijk naamwoord
-
mürrisch bijvoeglijk naamwoord
-
launenhaft bijvoeglijk naamwoord
-
finster bijvoeglijk naamwoord
-
grimmig bijvoeglijk naamwoord
-
trübselig bijvoeglijk naamwoord
-
launisch bijvoeglijk naamwoord
-
gedrückt bijvoeglijk naamwoord
-
schlechtgelaunt bijvoeglijk naamwoord
-
übellaunig bijvoeglijk naamwoord
-
gedrückt vorm van drücken:
-
drücken
-
drücken
-
drücken
-
drücken
-
drücken
klemmen; kämpfen; drücken; ringen; wringen; mit jemandem ringen; schwingen; drehen; winden-
mit jemandem ringen werkwoord
-
drücken
Conjugations for drücken:
Präsens
- drücke
- drückst
- drückt
- drücken
- drückt
- drücken
Imperfekt
- drückte
- drücktest
- drückte
- drückten
- drücktet
- drückten
Perfekt
- habe gedrückt
- hast gedrückt
- hat gedrückt
- haben gedrückt
- habt gedrückt
- haben gedrückt
1. Konjunktiv [1]
- drücke
- drückest
- drücke
- drücken
- drücket
- drücken
2. Konjunktiv
- drückte
- drücktest
- drückte
- drückten
- drücktet
- drückten
Futur 1
- werde drücken
- wirst drücken
- wird drücken
- werden drücken
- werdet drücken
- werden drücken
1. Konjunktiv [2]
- würde drücken
- würdest drücken
- würde drücken
- würden drücken
- würdet drücken
- würden drücken
Diverses
- drück!
- drückt!
- drücken Sie!
- gedrückt
- drückend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie