Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Abschied:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Abschied (Duits) in het Engels

Abschied:

Abschied [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Abschied
    the parting; the farewell; the good-bye
    • parting [the ~] zelfstandig naamwoord
    • farewell [the ~] zelfstandig naamwoord
    • good-bye [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Abschied (Diensentlassung)
    the dismissal; the notice
    • dismissal [the ~] zelfstandig naamwoord
    • notice [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Abschied:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dismissal Abschied; Diensentlassung Abdanken; Abdankung; Ablehnung; Abweisung; Amnestie; Ausstoß; Ausstoßung; Entlassung; Freilassung; Freisetzung; Haftentlassung; Kündigen; Kündigung; Verdammnis; Verwerfung
farewell Abschied
good-bye Abschied
notice Abschied; Diensentlassung Ankündigung; Attraktion; Aufklärung; Aufschluß; Aufsehen; Auskunft; Auslegung; Aussage; Aussprache; Begründung; Bekanntgabe; Bekanntmachung; Benachrichtigung; Darlegung; Deutung; Erklärung; Erläuterung; Erörterung; Hinweis; Information; Instruktion; Interpretation; Kundgebung; Mietskündigung; Mitteilung; Nachricht; Verdeutlichung; Verkündigung
parting Abschied
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
notice anschauen; ansehen; auseinanderhalten; beglaubigen; bemerken; beobachten; bescheinigen; bestaetigen; betrachten; entdecken; erkennen; feststellen; fühlen; gucken; merken; schauen; sehen; signalisieren; spüren; unterscheiden; wahrnehmen; zu sehen bekommen
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
farewell lebewohl
good-bye lebewohl

Synoniemen voor "Abschied":


Wiktionary: Abschied

Abschied
noun
  1. Handlung, mit der man sich von jemand oder etwas trennt (= verabschieden)
Abschied
noun
  1. departure
  2. an act of departure
  3. farewell

Cross Translation:
FromToVia
Abschied parting afscheid — een begroeting bij het elkaar verlaten

Computer vertaling door derden: