Overzicht
Duits naar Engels:   Meer gegevens...
  1. Hund:
  2. Wiktionary:


Duits

Uitgebreide vertaling voor Hund (Duits) in het Engels

Hund:

Hund [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Hund (Hundchen)
    the dog; the hound
    • dog [the ~] zelfstandig naamwoord
    • hound [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Hund:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dog Hund; Hundchen Rüde
hound Hund; Hundchen Jagdhund

Synoniemen voor "Hund":


Wiktionary: Hund

Hund
noun
  1. Schimpfwort für: einen gerissenen, gemeinen, hinterhältigen oder brutalen Mitmenschen
  2. dem Menschen verbundenes, wachsames Haustier, in zahlreichen Rassen gezüchtet
Hund
noun
  1. morally reprehensible person, See also scoundrel
  2. animal
  3. difficult problem

Cross Translation:
FromToVia
Hund tank; chariot; cart; waggon; trolley charchariot élevé.
Hund chariot; cart chariot — À classer.
Hund cart; chariot; wagon; trolley charrettevoiture à deux roues, avec deux ridelles et deux limons.
Hund dog; hound; doggy chien — Mammifère carnivore

Verwante vertalingen van Hund