Duits

Uitgebreide vertaling voor Minister (Duits) in het Engels

Minister:

Minister [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Minister
    the minister
    • minister [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Minister:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
minister Minister Diener eines Gottesdienstes; Geistliche; Klosterbruder; Pastor; Pfarrer; Prediger; Vorgänger

Synoniemen voor "Minister":


Wiktionary: Minister

Minister
noun
  1. Leiter eines Ministeriums
Minister
noun
  1. politician who heads a ministry
  2. head of a department of government

Cross Translation:
FromToVia
Minister minister minister — een persoon die deelneemt aan de regering van een land
Minister minister ministre — Membre d’un gouvernement

Computer vertaling door derden:


Engels

Uitgebreide vertaling voor Minister (Engels) in het Duits

minister:

minister [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the minister
    der Minister
    • Minister [der ~] zelfstandig naamwoord
  2. the minister (preacher; vicar)
    der Vorgänger; der Pfarrer; der Pastor; der Prediger; der Geistliche
  3. the minister (pastor; preacher; vicar; clergyman)
    der Pfarrer; der Geistliche; der Pastor
    • Pfarrer [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Geistliche [der ~] zelfstandig naamwoord
    • Pastor [der ~] zelfstandig naamwoord
  4. the minister (clergyman; priest; pastor)
    der Geistliche; der Pastor; der Diener eines Gottesdienstes; der Pfarrer; der Klosterbruder

Vertaal Matrix voor minister:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Diener eines Gottesdienstes clergyman; minister; pastor; priest
Geistliche clergyman; minister; pastor; preacher; priest; vicar brother; father; friar; lay brother; monk; padre; pastor; priest; shepherd; spiritual caretaker
Klosterbruder clergyman; minister; pastor; priest brother; friar; lay brother; monk
Minister minister
Pastor clergyman; minister; pastor; preacher; priest; vicar pastor; shepherd; spiritual caretaker
Pfarrer clergyman; minister; pastor; preacher; priest; vicar pastor; priest; shepherd; spiritual caretaker
Prediger minister; preacher; vicar clergymen
Vorgänger minister; preacher; vicar ancestor; ancestor element; precedent; predecessor
- curate; diplomatic minister; government minister; minister of religion; parson; pastor; rector

Verwante woorden van "minister":

  • ministers

Synoniemen voor "minister":


Verwante definities voor "minister":

  1. the job of a head of a government department1
  2. a person authorized to conduct religious worship1
    • clergymen are usually called ministers in Protestant churches1
  3. a diplomat representing one government to another; ranks below ambassador1
  4. a person appointed to a high office in the government1
  5. work as a minister1
    • She is ministering in an old parish1
  6. attend to the wants and needs of others1
    • I have to minister to my mother all the time1

Wiktionary: minister

minister
noun
  1. politician who heads a ministry
verb
  1. to attend to; to tend
minister
noun
  1. Politik, in Deutschland: Bundestagsmitglied, das den Minister bei seiner Arbeit unterstützt
  2. Politik: Leiterin eines Ministeriums
  3. Leiter eines Ministeriums

Cross Translation:
FromToVia
minister Minister minister — een persoon die deelneemt aan de regering van een land
minister Abt; Klostervorsteher; Abbé; Abbate; Geistliche; Pastor; Pfarrer; Priester abbé — À trier
minister Geistliche; Pastor; Pfarrer; Priester curéprêtre de l'église catholique romaine pourvoir d’une cure.
minister Minister ministre — Membre d’un gouvernement
minister Priester prêtre — ecclésiastique


Wiktionary: Minister


Cross Translation:
FromToVia
Minister Zwergwels; Katzenwels; Brauner katzenwels; Amerikanischer zwergwels bruine dwergmeerval — vissen|nld Ameiurus nebulosus; kan 50 cm lang worden en weegt dan rond de 2,5 kg. Van oorsprong komt hij uit het oosten van de Verenigde Staten van Amerika en Canada

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van Minister