Duits

Uitgebreide vertaling voor Stecker (Duits) in het Engels

Stecker:

Stecker [der ~] zelfstandig naamwoord

  1. der Stecker
    the plug
    • plug [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. der Stecker (Steckdose; Kontaktdose; Anschlußdose; Abzweigdose)
    the power-point; the wall plug; the wall socket; the socket; the electric point; the plug-socket; the outlet; the electric outlet; the electrical outlet

Stecker [die ~] zelfstandig naamwoord

  1. die Stecker
    the plugs
    • plugs [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Stecker:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
electric outlet Abzweigdose; Anschlußdose; Kontaktdose; Steckdose; Stecker
electric point Abzweigdose; Anschlußdose; Kontaktdose; Steckdose; Stecker
electrical outlet Abzweigdose; Anschlußdose; Kontaktdose; Steckdose; Stecker
outlet Abzweigdose; Anschlußdose; Kontaktdose; Steckdose; Stecker Abfluß; Abflußrohr; Abfuhr; Ableitungsrohr; Auslauf; Auslaß; Auslaßventil; Auspuff; Auspuffrohr; Flammrohr; Schalldämpfer; Stütze; treue Stütze
plug Stecker Bolz; Feder; Flaum; Griffel; Keil; Nadel; Nagel; Nauerdübel; Pflock; Spieß; Stift; Zapfen
plug-socket Abzweigdose; Anschlußdose; Kontaktdose; Steckdose; Stecker
plugs Stecker
power-point Abzweigdose; Anschlußdose; Kontaktdose; Steckdose; Stecker
socket Abzweigdose; Anschlußdose; Kontaktdose; Steckdose; Stecker Bassin; Becken; Fassung; Gelenkhöhle; Gestell; Socket; Steckplatz
wall plug Abzweigdose; Anschlußdose; Kontaktdose; Steckdose; Stecker
wall socket Abzweigdose; Anschlußdose; Kontaktdose; Steckdose; Stecker
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
plug abdichten; abschliessen; annoncieren; inserieren; schließen; sperren; verschließen; zumachen

Synoniemen voor "Stecker":


Wiktionary: Stecker

Stecker
noun
  1. Elektrotechnik: Vorrichtung mit einem oder mehreren heraustretenden Stiften zur Herstellung einer elektrischen Verbindung
Stecker
noun
  1. electric connecting device

Cross Translation:
FromToVia
Stecker filing card; slip; card; index card fiche — Action de ficher, d’enfoncer ; quantité dont on enfonce dans le sol un pieu de fondation.